Praktijkgebieden: Bestuurdersaansprakelijkheid
Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is, naast aansprakelijkheid van die vennootschap ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap.
Een bestuurder kan met succes aansprakelijk worden gesteld als hij namens de vennootschap verplichtingen is aangegaan, terwijl hij wist of redelijkerwijze moest begrijpen dat de vennootschap niet of niet binnen een redelijke termijn aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou kunnen bieden voor de schade die deze derde op grond daarvan zou lijden. In andere woorden, lichtvaardig contracteren is onrechtmatig en kan leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid (zie Hoge Raad 6 oktober 1989, Beklamel).
Een recent arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gaat over de vraag wanneer een bestuurder, als hij namens de vennootschap met een derde contracteert, geacht wordt te weten dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst kan voldoen.
Feiten
Een bouwbedrijf (Terpstra) is met een opdrachtgever een overeenkomst tot aanneming van werk aangegaan, waarbij het bouwbedrijf onder andere zou zorgdragen voor de bouw van een overkapping. Nadat de werkzaamheden waren opgeleverd vond er een zware storm plaats, waarbij schade ontstond aan de door het bouwbedrijf gerealiseerde overkapping. Na de storm ontstond onenigheid tussen het bouwbedrijf en de opdrachtgever over de kwaliteit van het verrichte werk. De opdrachtgever heeft het bouwbedrijf gedagvaard en het bouwbedrijf is door de rechter veroordeeld tot betaling van ongeveer € 30.000,00 aan de opdrachtgever.
Een maand voor het vonnis werd het bouwbedrijf failliet verklaard. De opdrachtgever diende de schadevergoedingsvordering in in het faillissement, maar na verificatie werd daarvan slechts 3,55% voldaan. De opdrachtgever sprak vervolgens de bestuurders van het bouwbedrijf aan uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid. Hij stelde dat de bestuurders een persoonlijk ernstig verwijt trof, omdat zij de overeenkomst tot aanneming van werk zouden zijn aangegaan wetende dat het bouwbedrijf niet in staat zou zijn om alle gevolgen van deze overeenkomst te kunnen dragen. Omtrent de oorzaken van het faillissement merkt de curator in zijn eerste faillissementsverslag van 4 juni 2014 het volgende op:
“Sinds enige jaren was er sprake van een verliesgevende situatie bij Terpstra. Deze verliezen werden vooral gefinancierd door S. Terpstra Beheer B.V (toevoeging: bestuurder Terpstra), die per datum faillissement circa € 290.000 van Terpstra te vorderen had. Begin 2014 ontstond er een geschil met een opdrachtgever, waardoor Terpstra in (nog) sterkere mate met liquiditeitsdruk te maken kreeg. Het een en ander heeft de directie en aandeelhouders doen besluiten het eigen faillissement van Terpstra aan te vragen.”
Naar het oordeel van het hof is het enkele feit dat de vennootschap bij het aangaan van de overeenkomst een flink negatief vermogen had en in het jaar voorafgaand aan de overeenkomst verlies heeft gedraaid, als zodanig onvoldoende om daarop de conclusie te kunnen baseren dat de bestuurders wisten of behoorden te weten dat de vennootschap haar verplichtingen uit de overeenkomst niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden voor de daaruit voortvloeiende schade. Het bestaan van een negatief eigen vermogen en het lijden van verlies wil nog niet zeggen dat het punt is bereikt waarop het onverantwoord is de onderneming te continueren en nog verdere verbintenissen met derden aan te gaan. Het gaat er niet om met kennis van achteraf (het ingetreden faillissement) het handelen van de bestuurders te beoordelen maar wat de situatie was op het moment dat de overeenkomst werd aangegaan. Daarbij moet bijvoorbeeld ook worden gelet op de orderportefeuille, marktontwikkelingen, de kasstromen en kredietmogelijkheden.
Dit arrest laat zien dat de drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid nog altijd hoog is. Wilt u meer weten over bestuurdersaansprakelijkheid, neem dan gerust contact met ons op.
Eveline Hoekstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuurdersaansprakelijkheid.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.