Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De Raad van State heeft in een uitspraak van gisteren bevestigd dat André Rieu geen boete hoeft te betalen voor het feit dat (te) jonge panfluiters te laat op de avond nog deelnamen aan zijn concerten op het Vrijthof. Rieu had daarvoor in 2015 een boete gekregen van ruim een ton.
De Raad van State is van oordeel dat Rieu niet kon worden gezien als werkgever van de jonge muzikanten: hij had een contract gesloten met de band van Gheorge Zamfir (de oudere lezers zullen zich hem herinneren, net als de liefhebbers van de film Kill Bill). Het was de band, niet Rieu, die bepaalde wie aan het concert zou meedoen. Omdat Rieu de individuele muzikanten niet kon opdragen aanwezig te zijn en mee te doen had hij, zo oordeelt de Raad van State, geen gezag over de kinderen – en was daarmee geen “werkgever” naar de letter van de Arbeidstijdenwet. Het feit dat de ouders van de kinderen aan Rieu (individuele) verklaringen van geen bezwaar tegen deelname hadden afgegeven maakte dat niet anders. De uitspraak was een bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Limburg in deze zaak van december 2017.
Verrast de uitspraak? Ja en nee. Nee, omdat de Raad van State al eerder in 2013 bepaalde dat de beoordeling van het werkgeversbegrip voor deze wet erg strikt moet worden genomen. In die zin wijkt (de toepassing) van deze wet nogal af van die van de Wet arbeid vreemdelingen, waarbij zo’n beetje iedereen in een keten waarin buitenlanders zonder de juiste papieren werken, daarvoor aansprakelijk lijken te kunnen worden gesteld. Wat dat betreft is de uitspraak consistent.
De uitspraak verrast wél omdat deze het ontduiken van het verbod van kinderarbeid wel relatief eenvoudig lijkt te maken, en dat kan toch bezwaarlijk de bedoeling zijn. De wet beoogt (in dit geval) kinderen te beschermen, en bij die beschermingsgedachte past een beperkte toepassing van de wet minder goed. Bovendien lijkt hier goed te verdedigen – zoals de minister van SZW ook tevergeefs probeerde – dat toch bezwaarlijk is vol te houden dat Rieu geen gezag uitoefende toen de kinderen eenmaal op het podium stonden. Je kunt goed voorstellen dat de wet zou verwachten dat hij er voor zorgt dat er geen te jonge kinderen op zijn podium verschijnen op tijden waarop de wet dat verbiedt.
BNR besteedde in zijn nieuwsuitzending van gistermiddag aandacht aan deze uitspraak, waarbij ik ook commentaar heb geleverd. Dat fragment is hier terug te horen.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.