Praktijkgebieden: Bestuursrecht, Ruimtelijke ordening
Recentelijk berichtte mijn kantoorgenote Anna Tsheichvili over de aanstaande wijziging, of beter gezegd uitbreiding, van de wet Bibob. De wet Bibob biedt gemeenten en andere overheidsinstanties een instrument om het ongewild faciliteren van criminele activiteiten te voorkomen. Volgens overheden maken betrokkenen echter vaak gebruik van stromannen (in strafrechtelijk opzicht ‘schone’ (rechts)personen) om de wet Bibob te omzeilen. Onder meer dit probleem wordt in het voorliggende wetsvoorstel opgelost.
De wet Bibob kan bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor bouwen van toepassing zijn. Dit is niet alleen relevant voor de aanvrager van de vergunning, maar ook voor omwonenden die van mening zijn dat de gemeente onterecht niet heeft onderzocht of er crimineel geld in het spel is.
Bij welke bouwprojecten is de Wet Bibob van toepassing?
In principe toetst de gemeente Amsterdam een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen aan de Wet Bibob als de aanneemsom € 250.000,- of hoger is. In sommige gevallen doet de gemeente dit al vanaf € 100.000,-, namelijk wanneer het gaat om een project in een risicogebied (postcodegebied 1012) of in een risicocategorie (als het gebouw waar het om gaat een hoger risico heeft om criminele activiteiten aan te trekken). De gemeente hanteert daarbij onder meer de volgende risicocategorieën:
De risicocategorieën en risicogebieden kunnen afhankelijk van de lokale situatie per dienst of stadsdeel verschillen. Het college kan deze ook aanpassen indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken.
Opmerkelijk detail hierbij is dat het de aanvrager zelf is die bij zijn vergunningaanvraag opgave van de geschatte aanneemsom doet (zie ook art. 1.3 lid 3 Regeling omgevingsrecht). Een project met een aanneemsom van € 120.000,- ‘inschatten’ als een project met een aanneemsom van € 90.000,- en daarmee de Bibob ontspringen lijkt dan ook niet onmogelijk, zeker nu het de gemeente Amsterdam aan mankracht ontbreekt om de aanneemsom van alle aanvragen voor bouwen te onderwerpen aan een nauwkeurige controle. Daar komt bij dat het niet ongebruikelijk is dat een project in fases wordt uitgevoerd en er voor iedere fase afzonderlijk een omgevingsvergunning wordt aangevraagd, waarmee de totale aanneemsom kan worden opgeknipt.
Escape voor overige projecten
In de praktijk kan zich ook de situatie voordoen dat de aanneemsom onder de € 250.000,- blijft, de bouwactiviteit niet specifiek als risicocategorie is benoemd én het project niet in postcodegebied 1012 ligt, maar de gemeente alsnog van de aanvrager verlangt dat hij een ‘beperkt Bibob-formulier’ aanlevert. Dit kan nodig zijn als bij de beoordeling van de aanvraag naar mening van de gemeente aandachtspunten naar voren komen die om toepassing van de Wet Bibob vragen. Een voorbeeld hiervan is de voorgeschiedenis van de aanvrager en/of diens zakenpartners.
Meer informatie over het Bibob beleid van de gemeente Amsterdam vindt u hier.
Gevolgen en mogelijkheden
Doorstaat u de Bibob toets niet of bent u van mening dat de Bibob toets onterecht niet is toegepast, dan kan dat behoorlijke gevolgen hebben. Afhankelijk van de juridische beoordeling kan er bezwaar worden aangetekend tegen een negatief Bibob besluit respectievelijk de verlening van de omgevingsvergunning waarbij de Bibob toets onterecht achterwege is gelaten.
Ook het aanvragen van een voorlopige voorziening is een mogelijkheid, bijvoorbeeld in situaties waarin het bouwproject op korte termijn zou moeten aanvangen, of ter voorkoming van onomkeerbare situaties (denk aan situaties waarin de bouw op het punt van beginnen staat, terwijl de Bibob onterecht niet is toegepast). Heeft u vragen naar aanleiding van het bovenstaande? Neem gerust contact op.
Dit artikel is mede tot stand gekomen door bijdragen van Marcel Beekman, momenteel als werkstudent verbonden aan Wieringa Advocaten.
Björn Mulder is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.