Praktijkgebieden: Omgevingsrecht, Ruimtelijke ordening
Op 18 juli 2018 is het paraplubestemmingsplan Winkeldiversiteit Centrum van de gemeente Amsterdam vastgesteld. In het bestemmingsplan zijn een aantal vormen van gebruik verboden voor het postcodegebied 1012 en de in de bijlage bij het bestemmingsplan afgebeelde straten. Het doel van deze gebruiksverboden is het beschermen van de diversiteit van het winkel- en voorzieningenaanbod.
Het gaat om gebruik dat in het bijzonder gericht is op dagjesmensen en toeristen. Het verbod luidt als volgt: ‘Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van een toeristenwinkel, toeristische dienstverlening, kantoor met baliefunctie gericht op toeristen, eetwinkel en een voorziening gericht op entertainment.’ Op de betreffende verboden zijn voor specifieke gronden en bouwwerken uitzonderingen in het bestemmingsplan opgenomen. Voor de overige gronden en bouwwerken geldt dat het verbod alleen niet van toepassing is als het (strijdige) gebruik onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan valt. In dat geval mag het gebruik worden voortgezet.
Het overgangsrecht
In het paraplubestemmingsplan is in artikel 4.2 bepaald dat het gebruik dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het paraplubestemmingsplan en daarmee in strijd is, mag worden voortgezet. Gebruik dat reeds met het vorige bestemmingsplan in strijd was, is in het vierde lid van dit overgangsrecht uitgezonderd.
Peildatum van het overgangsrecht
De peildatum van het overgangsrecht is blijkens artikel 4.2 het tijdstip van inwerkingtreding van het paraplubestemmingsplan. De beroepstermijn is aangevangen op 3 augustus 2018. Het bestemmingsplan treedt na afloop van de beroepstermijn in werking, tenzij er een verzoek om een voorlopige voorziening (een schorsingsverzoek) is ingediend bij de Raad van State. Voor zover bekend is er geen voorlopige voorziening ingediend zodat de datum van inwerkingtreding hoogst waarschijnlijk 13 september 2018 is.
Op grond van de (letterlijke) tekst van het overgangsrecht, mag het gebruik dat reeds vóór de inwerkingtreding van het paraplubestemmingsplan aanwezig was en niet strijdig was met het op dat moment geldende bestemmingsplan, worden voortgezet. Dat zou betekenen dat men nog tot de inwerkingtreding van het bestemmingsplan de tijd had het gebruik te wijzigen naar gebruik gericht op dagjesmensen en toeristen, voor zover dat gebruik uiteraard niet in strijd was met het op dat moment geldende bestemmingsplan. Het is de vraag of het overgangsrecht op deze strikte wijze moet worden geïnterpreteerd.
In hoofdstuk 4 van de toelichting op het paraplubestemmingsplan wordt er in dit kader op gewezen dat het op grond van het op 6 oktober 2017 in werking getreden 'Voorbereidingsbesluit Postcodegebied 1012' [1] (waarover mijn collega Janneke Sinnige eerder heeft geblogd), reeds verboden was het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen naar gebruik dat gericht is op toeristen. Het beoogde doel van het voorbereidingsbesluit is geweest te voorkomen dat vergunningen voor gebruiksactiviteiten conform het geldende bestemmingsplan moesten worden verleend en dat gebruik (vergunningsvrij) op grond van het geldende bestemmingsplan kon worden gewijzigd naar gebruik gericht op toeristen terwijl dat gebruik volgens het (toekomstige) paraplubestemmingsplan niet gewenst is. De gemeenteraad heeft met het voorbereidingsbesluit voor een specifiek aangewezen gebied[2] binnen het stadsdeel centrum de bestaande situatie als het ware ‘bevroren’.
De gemeenteraad stelt zich in de toelichting van het paraplubestemmingsplan op het standpunt dat gebruik dat is aangevangen na de vaststelling van het voorbereidingsbesluit, maar vóór de inwerkingtreding van het paraplubestemmingsplan en dat niet in strijd was met het vorige bestemmingsplan, maar wel met het voorbereidingsbesluit, ook van het overgangsrecht is uitgezonderd. Het gebruik zou wegens de strijd met het voorbereidingsbesluit namelijk niet als rechtmatig gebruik kunnen worden aangemerkt en dat is op grond van de jurisprudentie wel een vereiste, aldus de gemeenteraad. Concreet zou dit betekenen dat gebruik gericht op toeristen dat nog niet vóór 6 oktober 2017 aanwezig was, maar wel voordat het paraplubestemmingsplan in werking trad, niet onder het overgangsrecht valt. Kortom, dat de peildatum van het overgangsrecht 6 oktober 2017 is en dus niet de datum van inwerkingtreding van het paraplubestemmingsplan. Omdat er geen rechtspraak bestaat op dit punt (de jurisprudentie die de gemeenteraad in de toelicht heeft aangehaald ziet niet op een volledig vergelijkbare casus), is het niet zeker of de Raad van State deze redenering zal volgen.
Gezien het voorgaande is het de exploitanten van toeristenwinkels etc. die op het overgangsrecht zijn aangewezen (en dus niet expliciet van de gebruiksverboden zijn uitgezonderd) aan te raden zekerheidshalve goed te documenteren dat er reeds vóór 6 oktober 2017 sprake was van gebruik dat gericht is op toeristen en dagjesmensen. De bewijslast dat het gebruik vóór deze datum is aangevangen en dat derhalve het overgangsrecht van toepassing is, rust namelijk bij de exploitant. Wie niet kan aantonen dat het gebruik al vóór 6 oktober 2017 is aangevangen loopt het risico dat er handhavend wordt opgetreden en het gebruik moet worden gestaakt.
[1] Het voorbereidingsbesluit is inmiddels niet meer via ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.
[2] Het in het voorbereidingsbesluit aangewezen gebied lijkt overeen te komen met het gebied dat in de bijlage bij het bestemmingsplan is aangewezen.
Anna Zijlstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied omgevingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.