Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Onlangs heeft de Hoge Raad een arrest gewezen waarbij de opzegging van de vennootschap onder firma (“vof”) centraal stond. Meer specifiek gaat de Hoge Raad in dit arrest in op de vraag of een vof ook mondeling kan worden opgezegd, terwijl er in het vennootschapscontract is overeengekomen dat dit schriftelijk of per deurwaardersexploot moet gebeuren.
De achtergrond van deze zaak is als volgt. Partijen (eiser en verweerder) zijn in juli 2011 een vennootschap onder firma aangegaan om samen een onderneming te drijven in het repareren en slopen van auto’s. In het vennootschapscontract was onder meer een beëindigingsmogelijkheid voor de vennoten opgenomen. De vennootschap eindigt onder meer (i) drie maanden nadat één van de vennoten schriftelijk of bij deurwaardersexploot aan de andere vennoot te kennen geeft dat hij de vennootschap wil beëindigen, of (ii) nadat verweerder minimaal één jaar geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is geweest. Indien de vof wordt beëindigd door opzegging binnen vijf jaar na de start van de samenwerking, is de opzeggende vennoot aan de ander een boete van € 75.000,- verschuldigd. Bij beëindiging van de vof op andere gronden is geen boete verschuldigd.
De samenwerking tussen partijen verliep al snel problematisch. Op 1 november 2011 meldt verweerder zich ziek en roept de bijstand in van een advocaat. De advocaat heeft op 9 november 2011 telefonisch contact opgenomen met eiser. Tijdens dit telefoongesprek zegt eiser dat verweerder hem zou hebben bedrogen en bestolen en dat hij met onmiddellijke ingang de samenwerking opzegt. Eiser en verweerder worden het niet eens over de verdeling van het actief van de vof. Eiser start een procedure en stelt zich op het standpunt dat de vof per 1 november 2012 is ontbonden wegens arbeidsongeschiktheid van verweerder en maakt daarbij aanspraak op betaling van € 49.744 ter finale afwikkeling van de vof. Verweerder stelt zich in een daarop volgende procedure op het standpunt dat de vof door de telefonische uitlatingen van eiser is ontbonden op 9 november 2011 en maakt daarbij aanspraak op de boete van € 75.000,-. De centrale vraag die voorligt is of de telefonische uitlating van eiser kan worden gekwalificeerd als een opzegging van de vof.
De rechtbank oordeelt in het voordeel van eiser dat de vof wegens arbeidsongeschiktheid van verweerder per 1 november 2012 is ontbonden. Het hof vernietigt dit oordeel en verklaart voor recht dat de vof per 9 november 2011, door de telefonische uitlating, is ontbonden en veroordeelt eiser tot betaling van de boete van € 75.000,-. Dat partijen in de vennootschapsakte overeengekomen zijn dat opzegging schriftelijk of door middel van een deurwaardersexploot geschiedt, staat er volgens het hof niet aan in de weg dat ook op andere, niet voorgeschreven wijze kan worden opgezegd, als die woorden maar voldoende duidelijk zijn en de wederpartij hebben bereikt.
Eiser is het niet eens met dit oordeel van het hof en gaat in cassatie. In de procedure heeft eiser de telefonische uitlatingen niet betwist, maar geeft hij wel aan dat gezien de omstandigheden dit niet als een opzegging mocht worden begrepen. Tijdens het telefoongesprek was hij emotioneel en overzag hij de consequenties niet. Hij voorzag in het bijzonder niet dat hij een boete van € 75.000,- zou moeten betalen voor het opzeggen van de vof binnen vijf jaar. Bovendien heeft de advocaat van verweerder zich tijdens een andere procedure op het standpunt gesteld dat de vof niet was beëindigd. Tevens is er na het bewuste telefoongesprek contact geweest met medewerkers van eiser waarin gesproken is over voortzetting van de samenwerking.
De Hoge Raad is van oordeel dat het hof de bovenstaande omstandigheden niet voldoende heeft meegewogen in zijn oordeel, althans onvoldoende gemotiveerd heeft weerlegd. Of de telefonische uitlatingen van eiser kunnen worden gekwalificeerd als een opzegging, moet worden beoordeeld aan de hand van de uitleg op grond van de wilsvertrouwensleer (art. 3:33 en 3:35 BW), met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Nu eiser ontkent dat hij met zijn telefonische uitlatingen de vof wilde opzeggen, komt het aan op de vraag of verweerder met succes een beroep kan doen op de wilsvertrouwensleer, met andere woorden of hij de verklaring redelijkerwijze mocht opvatten als een opzegging van de vof.
De Hoge Raad voegt hieraan toe dat de bepaling omtrent de opzegging in het vennootschapscontract ook een omstandigheid is die van belang kan zijn bij de beoordeling van de vraag of verweerder de telefonische uitlating mocht opvatten als een opzegging van de vof. Aan een dergelijk vormvoorschrift kan niet zomaar worden voorbijgegaan, nu partijen zo’n voorschrift juist opnemen ter voorkoming van geschillen over de vraag of een mondelinge opzegging voldoende is.
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak terug voor verdere behandeling. Het hof zal zich moeten buigen over de vraag of de telefonische uitlating van de eiser, met inachtneming van de genoemde omstandigheden, door de verweerder mocht worden opgevat als een opzegging van de vof.
Wilt u een vof aangaan of beëindigen? Wij geven u graag advies.
Eveline Hoekstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.