Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Eigenlijk was het al wel langer bekend, maar de Hoge Raad heeft afgelopen vrijdag bevestigd dat een franchisegever in beginsel niet gehouden is om de franchisenemer voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst een prognose toe te sturen omtrent de te verwachten omzet of winst. Uit de aard van de franchiseovereenkomst en de redelijkheid en billijkheid vloeit volgens de Hoge Raad immers niet de algemene regel voort dat op de franchisegever een dergelijke verbintenis rust. Dat is mijns inziens mede te verklaren doordat ook de franchisenemer een ondernemer is die zelfstandig dient af te wegen welke risico’s hij redelijkerwijs kan nemen en op welke manier hij zijn onderneming winstgevend kan maken. Ook de franchisenemer is (dus) een volwassen en serieuze partij die in ieder geval niet telkens tegen de franchisegever hoeft te worden beschermd. De franchisegever kan in specifieke, bijzondere omstandigheden dan weer wel verplicht zijn een prognose toe te sturen. Het is lastig aan te geven wanneer daar sprake van is, maar het uitgangspunt is dus dat een dergelijke verplichting niet bestaat.
Maar áls een franchisegever een prognose verstrekt, dan doet hij er goed aan om de franchisenemer niet te lokken met een opgeblazen omzet- en winstverwachting. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de franchisegever in dat geval aansprakelijk kan zijn indien het rapport evident fouten bevat. Er dient een onderscheid te worden aangebracht tussen de situatie dat de franchisegever zelf het rapport heeft opgesteld en het geval dat een externe partij dat heeft gedaan in opdracht van de franchisegever. In het eerste geval kan de franchisegever aansprakelijk zijn indien onzorgvuldigheid heeft geleid tot fouten in het rapport. In het tweede geval kan de franchisegever aansprakelijk zijn indien hij weet dat het rapport fouten bevat en hij de (al dan niet toekomstige) franchisenemer daarvan niet op de hoogte stelt. U ziet het goed, de franchisegever is dus eerder aansprakelijk indien hij het rapport zelf heeft opgesteld.
Zekerheidshalve is het vanuit de franchisegever bezien dus veiliger om helemaal geen prognose ter beschikking te stellen, maar het ligt voor de hand dat een franchisenemer er weinig voor voelt om een samenwerking aan te gaan zonder enige idee van de te verwachten omzet of winst. Het lijkt daarom het beste de gulden middenweg te bewandelen door een prognose ter beschikking te stellen, maar dan wel één die is gebaseerd op redelijke uitgangspunten die op een transparante wijze worden weergegeven zodat de franchisenemer later niet kan stellen dat de cijfers zijn opgeblazen en dat hij daar geen enkel idee van had of van had kunnen hebben.
Kunt u hulp gebruiken bij het aangaan van een franchiserelatie? Wij helpen u graag.
Alexander op het Hoog is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.