Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Een overeenkomst van borgtocht – geregeld in titel 14 van Boek 7 BW – is een overeenkomst waarin een partij (de borg) zich verplicht om een verbintenis die een andere partij (de hoofdschuldenaar) heeft na te komen. Komt de hoofdschuldenaar zijn verplichtingen niet na, dan kan de schuldeiser de borg aanspreken. In een recent arrest heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de vraag of de overeenkomst van borgtocht ontbonden kan worden wegens een tekortkoming van de schuldeiser.
S3&A is haar betalingsverplichtingen uit een door ABN AMRO verstrekte kredietfaciliteit niet nagekomen. ABN AMRO heeft vervolgens Wave, die zich borg heeft gesteld voor de terugbetaling van het krediet, aangesproken tot betaling van de openstaande schuld. Wave verweert zich in deze procedure en vordert dat de overeenkomst tot borgtocht op grond van een tekortkoming aan de zijde van ABN AMRO wordt ontbonden, en voor zover geen ontbinding zou plaatsvinden, vergoeding van de door Wave geleden schade. Volgens Wave bestaat de tekortkoming van ABN AMRO erin dat zij jegens Wave niet de op haar rustende zorgvuldigheids- en inspanningsverplichtingen in acht heeft genomen. Toen S3&A in verzuim was geraakt met betrekking tot haar betalingsverplichtingen heeft ABN AMRO eerst geprobeerd het concern van S3&A te herstructureren. Het is niet tot een structurele oplossing gekomen en het concern is uiteindelijk gefailleerd. ABN AMRO heeft daarna pas (ruim een jaar later) Wave op de hoogte gebracht van dit verzuim. Daardoor kon Wave de voor haar borgstelling bedongen zekerheid (een pandrecht op de aandelen van de Holding waarvan S3&A onderdeel uitmaakt) niet inroepen op het moment dat deze voor haar nog enige waarde had. Hierdoor heeft S3&A schade geleden.
De Hoge Raad oordeelt dat de overeenkomst tot borgtocht, naar haar aard niet een wederkerige, maar een eenzijdige overeenkomst is. Alleen de borg neemt immers een verbintenis op zich, namelijk tot nakoming van de verbintenis die een derde (de hoofdschuldenaar) tegenover de schuldeiser heeft of zal verkrijgen. De schuldeiser neemt daartegenover geen verbintenis op zich die in ruilverhouding staat tot de verbintenis van de borg. De wettelijke bepalingen over wederkerige overeenkomsten zijn daarom niet van toepassing op de overeenkomst van borgtocht. Dat betekent dat de voor wederkerige overeenkomsten bestaande mogelijkheid tot ontbinding op grond van tekortkoming (art. 6:265 BW) niet geldt voor de overeenkomst tot borgtocht.
De omstandigheid dat uit de overeenkomst tot borgtocht ook verplichtingen voor de schuldeiser (kunnen) voortvloeien, zoals een jegens de borg in acht te nemen zorgvuldigheidsverplichting, maakt de borgtocht niet tot een wederkerige overeenkomst. De borg heeft in een zodanig geval in beginsel wel – indien aan de overige voorwaarden is voldaan – recht op vergoeding van de schade die de borg als gevolg van schending van de verplichting door de schuldeiser lijdt.
De Hoge Raad sluit niet uit dat het (gedeeltelijk) ontbinden van een overeenkomst tot borgtocht toch onder bepaalde omstandigheden mogelijk is. Dit is het geval indien in verband met de borgtocht door de schuldeiser verplichtingen zijn aangegaan die zodanig samenhangen met de verbintenis van de borg, dat sprake is van een rechtsbetrekking die strekt tot het wederzijds verrichten van prestaties (art. 6:261 lid 2 BW). De Hoge Raad laat in het midden wanneer daarvan sprake van is.
De Hoge Raad oordeelt dat er in dit geval geen aanknopingspunten zijn om het bestaan van een dergelijke rechtsbetrekking aan te nemen en daarover is in cassatie ook niet geklaagd. De Hoge Raad komt tot de conclusie dat de vordering van Wave tot ontbinding van de overeenkomst tot borgtocht niet toewijsbaar is.
Eveline Hoekstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.