Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Bestuurlijke boetes wegens een overtreding van het verbod tot het (kort samengevat) zonder vergunning wijzigen van de woonruimtevoorraad als neergelegd in artikel 21 van de Huisvestingswet zijn tegenwoordig aan de orde van de dag; steeds meer gemeenten hanteren een lik-op-stuk beleid en treden streng op. De wettelijke grondslag waarop deze bestuurlijke boete kan worden gebaseerd, vormde het kerngeschil van de procedure tussen partijen in de uitspraak van 13 juni 2018 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In de onderhavige zaak heeft het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 24 maart 2016 aan appellant een bestuurlijke boete opgelegd ter hoogte van € 4.000,-. Volgens het college heeft appellant een woonruimte aan de woonruimtevoorraad onttrokken door het exploiteren van een hennepkwekerij.
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Huisvestingswet kan de raad in de Huisvestingsverordening bepalen dat een boete kan worden opgelegd wegens overtreding van artikel 21 van de Huisvestingswet. Het college is vervolgens bevoegd om de bestuurlijke boete op te leggen. Voor het opleggen van de bestuurlijke boete is ex artikel 35, derde lid, van de Huisvestingswet echter wel vereist dat de raad in de huisvestingsverordening het bedrag van de bestuurlijke boete vaststelt. Dit heeft de raad van Tilburg nagelaten. Zo luidt artikel 5.2 van de Huisvestingsverordening 2015: ‘Overtreding van verboden, bedoeld in artikel 21 en 22 van de wet, of het handelen in strijd met de voorwaarden en voorschriften, bedoeld in artikel 24 van de wet, kan worden beboet met een bestuurlijke van maximaal € 18.500’. Met andere woorden, veel vrijheid voor het college. Deze vrijheid wordt in de Beleidsregels bestuurlijke boete Huisvestingswet ingeperkt. Er wordt in de beleidsregels een differentiatie gemaakt in boetehoogten op grond van recidive en bedrijfsmatigheid, maar het staat het college (nog steeds) vrij om de hoogte van de boete te bepalen met inachtneming van het wettelijke maximum.
De Afdeling wijst deze implementatiewijze af en overweegt dat er in dit geval geen grondslag is voor boeteoplegging, aangezien niet is voldaan aan de ‘uit de Huisvestingswet 2014 voortvloeiende verplichting dat concrete boetebedragen in de Huisvestingsverordening moeten worden opgenomen. Op grond van de Huisvestingswet 2014 is het niet mogelijk om, zoals het college in dit geval heeft gedaan, concrete boetebedragen in beleidsregels op te nemen.’ De Afdeling vervolgt haar overweging met: ‘Ook gelet op deze systematiek kan het derde lid niet anders worden begrepen dan dat daarin staat dat concrete boetebedragen in de huisvestingsverordening moeten worden opgenomen. Deze uitleg wordt bevestigd door de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2009-2010, 32 271, nr. 3, blz. 55) waarin het volgende staat: "De door de gemeenteraad vastgestelde bedragen zijn gefixeerde bedragen, het betreft hier geen maximale bedragen. De gemeenteraad kan bij het bepalen van de hoogte van de boete per overtreding desgewenst onderscheid maken naar bijvoorbeeld al dan niet bedrijfsmatige exploitatie van de woonruimte of recidive.’
Met andere woorden, de raad is op grond van de Huisvestingswet verplicht om concrete boetebedragen per overtreding vast te stellen (gefixeerde bedragen volgens de memorie van toelichting). Niet geheel onverwachts overigens, geheel in overeenstemming met het legaliteitsbeginsel (zie artikel 5:4 Awb), aangezien een bevoegdheid om boetes op ‘lager niveau’ vast te stellen, ontbreekt. Een vernietiging door de Afdeling van het besluit tot het opleggen van de bestuurlijke boete is het gevolg; de overtreder komt met de schrik weg.
Dominique de Haas is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.