Praktijkgebieden: Bestuursrecht
De problematiek van de plaatsing van vergunninghouders (ook wel statushouders genoemd) heeft de gemoederen de afgelopen tijd behoorlijk bezig gehouden. Keuzes van lokale overheden om al dan niet over te gaan tot het plaatsen van vergunninghouders leidde vaak tot verschillend beleid per gemeente. De taakstelling om vergunninghouders te plaatsen, die trapsgewijs door de rijksoverheid via de provincie bij de gemeenten is neergelegd, werd niet altijd gehaald. Verschillende gemeenten probeerden middels allerlei constructies die taakstelling te vermijden. Het overhevelen naar andere gemeenten, het aanpassen van tijdskaders en het inzetten op specifieke doelgroepen vergunninghouders zorgde voor veel onregelmatigheden in het behalen van taakstellingen. Gedeputeerde Staten (GS) van de respectievelijke provincies houden toezicht op gemeenten wat betreft het voldoen aan de taakstelling. In die rol heeft zij volgens artikel 124 Gemeentewet de bevoegdheid om over te gaan tot indeplaatsstelling. Dat betekent dat GS in beginsel besluiten voor nalatige colleges van b & w kunnen nemen.
GS van de provincie Groningen hadden een dergelijk besluit ten aanzien van het college van b & w van de gemeente Delfzijl genomen. Daartegen heeft het college van b & w beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). In de uitspraak van 8 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2647) heeft de Afdeling dat beroep ongegrond verklaard.
Volgens het college van b &w hanteerde GS bij de berekening van de taakstelling een verkeerde rekenmethodiek. Het college van b & w hanteert als uitgangspunt dat een taakstelling eerst moet zijn afgerond voordat aan een volgende kan worden begonnen. In de eerste helft van 2016 was de taakstelling 30 vergunninghouders, er zijn er toen echter 12 geplaatst. Voor de tweede helft van 2016 was een nieuwe taakstelling van 30 vergunninghouders opgelegd en zijn er 18 vergunninghouders geplaatst. Volgens het college van b & w is daarmee aan de taakstelling voor de eerste helft van 2016 voldaan voor het einde van 2016. Het college van b & w meende dat de taakstelling voor de tweede helft van 2016 nog niet in was gegaan, voordat de taakstelling van het eerste halfjaar was afgerond. Zodoende zou GS niet bevoegd zijn tot het nemen van het indeplaatsstellingsbesluit over het eerste halfjaar van 2016..
GS hanteert een andere rekenmethodiek: de taakstelling dient gerealiseerd te worden in het half jaar wat ervoor staat. Na dat half jaar tellen nieuwe plaatsingen mee voor de nieuwe taakstelling. Pas als een taakstelling gehaald is, tellen extra plaatsingen mee om een eerdere achterstand in te halen. Wel geeft GS conform het eigen Beleidskader voldoende gelegenheid om de achterstand in te halen en gaat men niet gelijk over tot indeplaatsstelling. In het onderhavige geval hadden GS meermalen aangegeven dat het college van b & w haar taakstelling niet haalde en is haar gelegenheid geboden dit wel te doen voordat tot indeplaatsstelling werd overgegaan. GS hanteert dus de rekenmethodiek dat er in het eerste half jaar van 2016 12 vergunninghouders zijn geplaatst zodat er dus een achterstand is van 18 voor dat half jaar; voor de tweede helft van 2016 zijn er 18 vergunninghouders geplaatst en is er dus een achterstand van 12. Volgens GS is daarmee de taakstelling voor het eerste half jaar nog niet behaald en is er een achterstand van 18 die voort blijft bestaan.
De Afdeling heeft de knoop doorgehakt in lijn met de rekenmethodiek die GS hanteert. Daarmee wordt duidelijkheid gegeven voor gemeenten hoe om te gaan met hun taakstelling en wordt het omzeilen van taakstellingen tegengegaan. Immers, indien de lijn van het college van b & w gevolgd zou zijn, zou het voor gemeenten, die niet wensen te voldoen aan hun taakstelling, lonen om zo laat mogelijk te voldoen. Vlak voordat een provincie overgaat tot indeplaatsstelling zou dit proces steeds herhaald kunnen worden waardoor gemeenten blijvend niet voldoen aan hun taakstelling. Een college van b & w blijft dan achter de feiten aanlopen. Doordat de Afdeling nu heeft uitgesproken dat taakstellingen blijven staan in het halfjaar dat ze gehaald moeten zijn, is direct ná afloop van het betreffende halfjaar sprake van een achterstand en zijn GS bevoegd om de taakstelling af te dwingen. De praktijk leert dat GS van de verschillende provincies daartoe dus ook daadwerkelijk bereid zijn. Gemeenten zijn dus gewaarschuwd!
Franko Zivkovic – Laurenta is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.