Praktijkgebieden: Bestuursrecht, Ruimtelijke ordening
In mijn eerdere blog schreef ik al dat in het bestuursrecht in beginsel geldt dat een bestuursorgaan in de kosten van de procedure wordt veroordeeld (waaronder tevens de kosten van in te schakelen deskundigen), indien het beroep van een belanghebbende door de bestuursrechter gegrond wordt verklaard. Uitzonderingen op deze ‘hoofdregel’ zijn mogelijk, zoals bij het niet tijdig verstrekken van informatie door de belanghebbende. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2505) illustreert een andere uitzondering, inhoudende dat de kosten van het inschakelen van een deskundige niet worden vergoed als causaliteit tussen de gegrondheid van het beroep en het opgestelde rapport ontbreekt.
Zo geldt volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (zie bijv. ABRvS 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:380) dat de kosten van een deskundige voor vergoeding in aanmerking komen als het inroepen van die deskundige redelijk was en ook de deskundigenkosten zelf redelijk zijn zie artikel 8:75 Awb). Met andere woorden, in beginsel is niet vereist dat het deskundigenrapport heeft bijgedragen aan het uiteindelijke rechterlijke oordeel omtrent de (on)gegrondheid van het beroep. In haar uitspraak van 25 juli 2018 overweegt de Afdeling echter dat onder bepaalde omstandigheden aanleiding bestaat om hierop een uitzondering te maken. De uitzondering wordt hier voor het eerst toegepast.
De Afdeling overweegt ten aanzien van de kosten voor het inschakelen van deskundigen: ‘Omstandigheden die aanleiding kunnen zijn voor het maken van een uitzondering doen zich in het bijzonder voor in zaken in het omgevingsrecht. In die zaken kan het voorkomen dat beroepsgronden zijn gericht tegen zeer verschillende aspecten van hetzelfde besluit. Zo kunnen in beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan of tot verlening van een omgevingsvergunning gronden worden aangevoerd over aspecten zoals geluid, geur, luchtkwaliteit, stikstof, natuur, landschap, externe veiligheid en/of de volksgezondheid. Wanneer ter onderbouwing van een beroepsgrond over bijvoorbeeld het aspect geluid een rapport door een deskundige wordt opgesteld en de Afdeling komt na een inhoudelijke bespreking tot de slotsom dat die beroepsgrond niet slaagt, dan komen de kosten in verband met het geluidsrapport niet voor vergoeding in aanmerking. Ook niet in het geval het bestreden besluit om andere redenen voor vernietiging in aanmerking komt, bijvoorbeeld vanwege een ambtshalve te toetsen aspect of vanwege een andere beroepsgrond over een ander aspect van het bestreden besluit, bijvoorbeeld over geurhinder, en die beroepsgrond wel slaagt’.
In de uitspraak van 25 juli 2018 stond het beroep van een aantal belanghebbenden tegen het bij besluit van 1 juni 2017 vastgestelde bestemmingsplan ‘N605-randweg Boekel’ centraal, waarmee de randweg ten westen van de bebouwde kom van Boekel mogelijk werd gemaakt. Door appellanten werd aangevoerd dat het besluit een aantasting van de leefomgeving tot gevolg zou hebben op onder andere het gebied van geluidsoverlast, een verslechtering van de luchtkwaliteit en verkeersgevaarlijke situaties. Ten aanzien van deze laatste beroepsgrond hebben appellanten een deskundigenrapport laten opstellen. Deze grond kan echter niet slagen.
Slechts de beroepsgrond ten aanzien van artikel 5, lid 5.4.3, van de planregels (dus zonder deskundigenrapport) kan slagen, aangezien de raad zich ter zitting nader op het standpunt heeft gesteld dat deze bepaling onjuist is geformuleerd. Het beroep is derhalve gegrond en de Afdeling vernietigt de planregel. De Afdeling overweegt dat nu deze beroepsgrond geen verband houdt met de deskundigenrapporten, de kosten voor die rapporten niet voor vergoeding door verweerder in aanmerking komen.
Kortom, onder bepaalde omstandigheden ziet de Afdeling aanleiding om een uitzondering te maken op de hoofdregel dat een bestuursorgaan in de kosten van de procedure wordt veroordeeld, indien het beroep van een belanghebbende door de bestuursrechter gegrond wordt geacht. Meer in het bijzonder, uitzonderingen op de hoofregel dat de kosten van een deskundige voor vergoeding in aanmerking komen als het inroepen van die deskundige redelijk was en ook de deskundigenkosten zelf redelijk zijn, zijn mogelijk. Hou bij het verstrekken van een opdracht aan een deskundige voor het opstellen van een rapport dan ook rekening met de mogelijkheid dat deze kosten niet per definitie zullen worden vergoed, ook niet als het beroep wél gegrond is.
Dominique de Haas is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.