Praktijkgebieden: Bestuurdersaansprakelijkheid
Het onderwerp bestuurdersaansprakelijkheid blijft de juridische gemoederen flink bezig houden. In deze blog behandel ik een interessant arrest dat recent door de Hoge Raad over dit thema is gewezen. Het arrest gaat over de eisen die gelden voor (externe) bestuurdersaansprakelijkheid wanneer sprake is van onrechtmatig handelen door de vennootschap. Voor een heldere uiteenzetting van diverse vormen van bestuurdersaansprakelijkheid verwijs ik naar de serie bestuurdersaansprakelijkheid die mijn kantoorgenoot Joost van der Grinten eerder publiceerde.
Persoonlijke aansprakelijkheid bestuurder
Anders dan vaak wordt gedacht, betekent de keuze voor het drijven van een onderneming in de vorm van een besloten vennootschap in plaats van een eenmanszaak niet dat de bestuurder 100% is beschermd tegen verhaal op zijn privévermogen. Hoewel als uitgangspunt geldt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor schulden die worden gemaakt, bestaat er onder bijzondere omstandigheden ruimte voor aansprakelijkheid van de bestuurder naast de aansprakelijkheid van de vennootschap.
Beginsel van collectieve aansprakelijkheid
Het Burgerlijk Wetboek maakt een onderscheid tussen twee soorten van bestuurdersaansprakelijkheid: de interne en de externe bestuurdersaansprakelijkheid. De interne aansprakelijkheid geldt tegenover (de rest van de) de vennootschap, de externe aansprakelijkheid tegenover derden, zoals leveranciers en klanten. Het Nederlandse recht gaat bij interne aansprakelijkheid uit van het beginsel van collectieve aansprakelijkheid: de bestuurstaak is in beginsel een taak van de gezamenlijk bestuurders, waarvoor iedere bestuurder verantwoordelijkheid draagt. Dit leidt ertoe dat alle bestuurders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor onbehoorlijk bestuur. De wet biedt de bestuurder die van mening is dat hem geen ernstig verwijt kan worden gemaakt nog wel een escape: wanneer de bestuurder aantoont dat hem gelet op taakverdeling binnen de vennootschap geen ernstig verwijt kan worden gemaakt en hij maatregelen heeft genomen om het onbehoorlijk bestuur tegen te houden, gaat de bestuurder vrijuit. Voor aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover derden – externe aansprakelijkheid – is vereist dat de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Arrest Hoge Raad
In de zaak die onlangs aan de Hoge Raad werd voorgelegd werd door de eisende partij aangevoerd dat het beginsel van collectieve aansprakelijkheid en de invloed van taakverdelingen in dat verband, zoals toegepast bij interne bestuurdersaansprakelijkheid, eveneens moeten worden toegepast op externe bestuurdersaansprakelijkheid in geval van onrechtmatig handelen van de vennootschap. Dit zou betekenen dat de eis dat een bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, wordt losgelaten of in ieder geval sterk wordt afgezwakt. De Hoge Raad houdt in dit arrest echter vast aan de eis dat voor externe aansprakelijkheid van de bestuurder bij onrechtmatig handelen van de vennootschap vast moet komen te staan dat de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt:
“3.3.2 (…) Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Aldus gelden voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap hogere eisen dan in het algemeen het geval is.
(…)
Het voorgaande geldt onverkort als een trustmaatschappij als bestuurder optreedt (HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP8686, NJ 2011/477).
3.3.3 Uit het persoonlijke karakter van het ernstige verwijt dat de bestuurder moet kunnen worden gemaakt, volgt dat voor het aannemen van aansprakelijkheid, behoudens bij toepassing van art. 2:11 BW (HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:275, NJ 2017/215), voor iedere bestuurder afzonderlijk moet worden vastgesteld dat hij in zijn hoedanigheid onrechtmatig heeft gehandeld en dat dit handelen (waaronder is begrepen nalaten) aan hem kan worden toegerekend.”
De Hoge Raad concludeert hieruit dat de opvatting van eisers niet juist is. Wil een bestuurder naast de vennootschap aansprakelijk worden gesteld voor de onrechtmatige daad die door de vennootschap is gepleegd, zal ten aanzien van iedere bestuurder afzonderlijk moeten worden vastgesteld dat hij onrechtmatig heeft gehandeld. Het beginsel van collectieve aansprakelijkheid zoals dat bij interne bestuurdersaansprakelijkheid geldt, geldt niet bij deze vorm van externe bestuurdersaansprakelijkheid, aldus de Hoge Raad.
Onze advocaten hebben ruime ervaring met het adviseren en procederen over bestuurdersaansprakelijkheid. Mocht u naar aanleiding van deze blog nog vragen hebben, of nader advies wensen, neemt u dan gerust contact met ons op.
Sandrine Piet is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuurdersaansprakelijkheid.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.