Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De gedachte van de wetgever bij het huidige ontslagrecht is dat een arbeidsovereenkomst alleen wordt ontbonden als daar een goede grond voor bestaat. En de daarbij behorende beëindigingsvergoeding zou voorspelbaar moeten zijn. Slechts in uitzonderlijke situaties kan een billijke vergoeding worden toegewezen, maar die vergoeding is niet bedoeld om het gebrek aan een goede ontslaggrond af te kopen. Voor een billijke vergoeding is nodig dat een werkgever ernstig verwijtbaar handelt. De billijke vergoeding heeft, volgens de wetsgeschiedenis, een "punitief karakter". Dat wil zeggen, is bedoeld als straf voor de door de werkgever begane zonde, en niet, zoals dat onder het oude recht meestal wel het geval was, een vergoeding van aan de werknemer toegebrachte schade. Die schade wordt geacht gedekt te zijn door de transitievergoeding.
Sinds het Hairstyle-arrest weten we dat verwachte toekomstige schade van de werknemer wél een rol kan (en zelfs moet) spelen in het vaststellen van het bedrag van een billijke vergoeding. Het bedrag is hiermee dus niet gerelateerd aan de mate van verwijtbaarheid van het gedrag van de werkgever, maar alleen aan de schade die de werknemer (waarschijnlijk) lijdt.
We zien een trend in de ontbindingsbeschikkingen waarbij deze billijke vergoedingen steeds grotere proporties aannemen. De grootste uitschieter betreft een beschikking van de kantonrechter te Haarlem die eind april van dit jaar een billijke vergoeding toekende aan een ICT medewerker van maar liefst € 628.000,-. Deze vergoeding baseerde de kantonrechter uiteindelijk ook op de Hairstyle criteria, maar niet zonder eerst te overwegen dat de billijke vergoeding – naar haar aard – in relatie moet staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever.
Deze billijke vergoeding van meer dan 6 ton bestond uit het inkomensverlies van de werknemer over 9 jaar, tot zijn pensioengerechtigde leeftijd. Daarbij ging de kantonrechter uit van de maximale duur van zijn WW-uitkering en daarna een inkomen op minimumloon niveau tot het pensioen.
Deze medewerker deed al 34 jaar hetzelfde werk, tot hij op een dag te horen kreeg dat zijn functie zou komen te vervallen. Vanaf dat moment kreeg hij niets meer te doen en werd hij als het ware aan zijn lot overgelaten. Van die situatie werd hij ziek. De bedrijfsarts oordeelde na een tijdje dat hij niet meer arbeidsongeschikt was, maar dat werkgever – gelet op de verwachting dat werknemer wederom ziek zou worden indien hij gedwongen zou worden het eigen werk te hervatten – wel adequate begeleiding aan werknemer moest bieden om zich te oriënteren op een nieuw toekomstperspectief. Ook dat deed werkgever niet. Er werden ook geen herplaatsingsmogelijkheden onderzocht en de werkgever vroeg het UWV om een ontslagvergunning. Die werd door het UWV geweigerd, omdat niet aannemelijk was dat de functie daadwerkelijk was komen te vervallen. Daarop vroeg de werkgever ontbinding bij deze kantonrechter te Haarlem.
De kantonrechter oordeelde dat inmiddels wel grond was voor ontbinding op basis van een verstoorde arbeidsverhouding, door toedoen van werkgever. De werkgever had volgens de kantonrechter tevens ernstig verwijtbaar gehandeld, op basis waarvan de royale billijke vergoeding kon worden toegewezen. Deze kantonrechter heeft hiermee het punitieve karakter van de billijke vergoeding onderkend en m.i. onderstreept.
De werkgever heeft de mogelijkheid om zijn ontbindingsverzoek weer in te trekken, waarmee de billijke vergoeding niet verschuldigd is, maar de arbeidsovereenkomst uiteraard ook in stand blijft. De vraag is of dat zinvol is, omdat de werknemer vervolgens zelf een ontbindingsverzoek kan indienen dat waarschijnlijk tot eenzelfde uitkomst leidt.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.