Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Een statutair bestuurder van een vennootschap heeft niet de ontslagbescherming van een “gewone” werknemer. Terwijl voor het ontslag van laatstgenoemde een vergunning van het UWV nodig is (of ontbinding door de kantonrechter) kan de statutair bestuurder worden ontslagen door slechts een besluit van de aandeelhouders (met daarbij, natuurlijk de nodige eisen met betrekking tot inhoud en formaliteit).
Vóór de WWZ kenden we de figuur van het kennelijk onredelijk ontslag. Kortgezegd: als er wat mis was met het ontslag had de ontslagen werknemer recht op schadevergoeding. Dat klinkt breed, en dat was het ook: “mis” kon van alles zijn, van de reden voor het ontslag tot de gevolgen ervan. Met de WWZ is het kennelijk onredelijk ontslag afgeschaft, en is er alleen nog de billijke vergoeding als specifieke vergoeding voor een ontslag waar iets mee mis is. Maar “mis” is nu wel specifieker: dat moet ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever zijn. Als je bedenkt dat vóór de WWZ het uitgangspunt was dat als de aandeelhouders het vertrouwen in de bestuurder verloren, dat een reden voor ontslag was (en dat dat ontslag daarmee niet direct kennelijk onredelijk was) kun je je voorstellen dat de positie van de bestuurder onder de WWZ – en dan met name ten aanzien van een ontslagvergoeding – er niet sterker op is geworden.
In dat licht is de uitspraak van de Amsterdamse kantonrechter van 7 december 2017 wel opvallend. De bestuurder van Kijkshop was ontslagen omdat deze het vertrouwen van de aandeelhouders niet meer had – de resultaten bleven achter. De directeur is per 13 september 2016 begonnen met als opdracht de slechte cijfers van Kijkshop te keren; hij is in april 2017 per 1 juni van dat jaar ontslagen. De directeur – die voor twee jaar was aangenomen en maar acht maanden heeft volgemaakt – claimde een billijke vergoeding omdat het ontslag niet alleen onterecht zou zijn, maar ook omdat de werkgever ernstig verwijtbaar zou hebben gehandeld – de hobbel die je moet nemen om überhaupt voor de vergoeding in aanmerking te komen.
De rechter oordeelt dat van dat ernstig verwijtbaar handelen inderdaad sprake is, en gaat daarvoor vrij gedetailleerd in op de feiten. Om te beginnen stelt het Hof dat het enkele verlies van vertrouwen van aandeelhouders in directeur niet op zich een voldragen ontslaggrond betekent (u weet: we hebben tegenwoordig een specifieke ontslaggrond nodig – dat zou hier zijn d- disfunctioneren, g- verstoorde relatie, of h- overig). De rechter geeft aan dat geen van die gronden zich zonder meer voordoet. Daarmee is al een belangrijke stap gezet op weg naar ernstig verwijtbaar handelen, immers: ontslag zonder voldragen ontslaggrond. De rechter gaat echter verder, en oordeelt ook inhoudelijk dat de aandeelhouders zich onjuist hebben gedragen richting de directeur door hem niet (voldoende) te betrekken bij de resultaten van het bedrijf en bij het vormen van een strategie. Uitkomst is dat Kijkshop de directeur het volle honorarium moest betalen over de afgesproken twee jaar, met aftrek uiteraard van wat daarvan al was betaald. De rechter betrekt daarbij het relatief nieuwe “gevolgen-criterium” waarover ik al eerder schreef, waarvan we even dachten dat het samen met het kennelijk onredelijk ontslag was verdwenen, maar wat in volle omvang terug is.
De uitspraak leert ons een aantal dingen. Bij ontslag van een statutair bestuurder is het verlies van het vertrouwen niet voldoende; het bedrijf c.q. de aandeelhouders zullen moeten aantonen dat het proces daarheen in elk geval juist is verlopen. De wijze waarop de directeur in staat is gesteld zijn functie uit te oefenen speelt daarbij een rol. Verder blijkt dat de (of in elk geval: deze) rechter er niet voor terugschrikt nogal vérgaande gevolgen aan de situatie te verbinden: in feite spreekt hij uit dat hij er van uit gaat dat het ontslag helemaal niet had zullen plaatse hebben – Kijkshop moet immers het volledige contract uitbetalen.
Het laatste verweer van Kijkshop – we kunnen dat helemaal niet betalen – werd gepasseerd, zoals dat vaak gebeurt met het zogenaamde “habe nichts-verweer”. Saillant daarbij is natuurlijk dat Kijkshop een half jaar later failliet was.
Oppassen dus in de relatie tussen bedrijf en directeur. Er staan geen gekke dingen in deze uitspraak, maar hij toont wel aan hoe ver een rechter bereid is te duiken in de relatie tussen de directeur en de aandeelhouders – die dus soms behoorlijk wat uit te leggen kunnen hebben.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.