icon

Beleidsregels toeristische verhuur van woonboten getoetst

Op 15 februari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam een uitspraak gedaan met betrekking tot vijf opgelegde lasten onder dwangsom voor het staken en gestaakt houden van het hotelmatig gebruik van vijf verschillende woonboten. De rechtbank diende de vraag te beantwoorden of de vakantieverhuur van de woonboten in strijd was met het bestemmingsplan, meer specifiek of er in casu nog sprake was van ‘hoofdzakelijk gebruik als woonverblijf’ welk begrip door het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Amsterdam nader is ingevuld in de Beleidsregels voor de toeristische verhuur van een woonboot. De rechtbank gaat over tot toetsing van de juistheid van deze invulling.

Wettelijk kader

Anders dan het geval is bij illegale vakantieverhuur van woonruimte, wordt er in het geval van hotelmatig gebruik van woonboten niet op grond van de huisvestingswet (illegale woningonttrekking), maar op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (handelen in strijd met het bestemmingsplan) handhavend opgetreden.

In casu was er sprake van de bestemming ‘Water’ met de aanduiding ‘specifieke vorm van water – ligplaatsen’ en was het toegestaan een woonboot te hebben. Onder ‘woonboot’ wordt blijkens de planregels verstaan ‘een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd tot woonverblijf’. Wordt de woonboot niet hoofdzakelijk gebruikt als woonverblijf, dan is er sprake van handelen in strijd met het bestemmingsplan en is de gemeente in beginsel verplicht handhavend op te treden.

Beleidsregels

Omdat het begrip ‘hoofdzakelijk gebruik tot woonverblijf’ betrekkelijk vaag is, heeft het college het begrip in de beleidsregels nader uitgelegd en ingevuld. In de beleidsregels stelt het college grenzen aan de incidentele vakantieverhuur. In de beleidsregels wordt aangegeven in welke mate toeristische verhuur van een woonboot is toegestaan om nog te kunnen spreken van ‘hoofdzakelijk gebruik tot woonverblijf’. In totaal zijn er zeven voorwaarden gesteld waaraan de incidentele vakantieverhuur dient te voldoen, te weten:

  1. de verhuurder is tevens hoofdbewoner van de woonboot en staat als zodanig ingeschreven bij de gemeentelijke basisadministratie (Brp)������������
  2. de vakantieverhuur bedraagt maximaal 60 dagen per jaar������������
  3. de verhuur is incidenteel������������ er is geen sprake van structurele, bedrijfsmatige verhuur������������
  4. over de inkomsten wordt toeristenbelasting betaald������������
  5. de woonboot wordt niet aan meer dan vier personen tegelijkertijd verhuurd������������
  6. de woonboot voldoet aan de geldende brandveiligheidseisen������������
  7. de huurders en/of gasten die op de woonboot verblijven, veroorzaken geen overlast.

    Toetsing voorwaarden

    De rechtbank Amsterdam is van oordeel dat niet alle in de beleidsregels gestelde voorwaarde relevant zijn voor de beoordeling of een woonboot ‘hoofdzakelijk wordt gebruikt als woonverblijf’. Alleen de eerste drie voorwaarden kunnen volgens de rechtbank in de beoordeling of er in strijd met de woonfunctie/het bestemmingsplan worden gehandeld worden betrokken. Wel is de rechtbank van oordeel dat voorwaarde (1) te streng is geformuleerd. Een inschrijving in de Brp levert in beginsel een vermoeden op dat de desbetreffende persoon zijn of haar hoofdverblijf op dat adres heeft, maar deze inschrijving is niet allesbepalend. Tegen (het ontbreken van) een inschrijving staat immers tegenbewijs open. Het ontbreken van een inschrijving heeft dus niet per definitie tot gevolg dat er in strijd met de woonfunctie/het bestemmingsplan wordt gehandeld.

    Ten aanzien van de overige voorwaarden (4) t/m (7) is de rechtbank van oordeel dat deze criteria mogelijk wel relevant zijn voor het reguleren van het gebruik van een woonboot voor vakantieverhuur, maar niet voor de beoordeling of een woonboot ‘hoofdzakelijk wordt gebruikt als woonverblijf’, en dus of er met de vakantieverhuur in strijd met het bestemmingsplan wordt gehandeld. Dit is mijns inziens een logische conclusie, aangezien de voorwaarden (4) t/m (7) niet zien op het feitelijke gebruik van de woonboot. Overtreding van (enkel) deze voorwaarden heeft derhalve niet tot gevolg dat er in strijd met de woonfunctie/het bestemmingsplan wordt gehandeld.

    In casu was terecht handhavend opgetreden nu er in alle vijf de gevallen niet was voldaan aan de voorwaarden (1). Op geen van de adressen stond er iemand in de Brp ingeschreven en eisers zijn er niet in geslaagd aan te tonen dat de woonboten wel ten tijde van de constatering en opgelegde last waren bewoond.


Anna Zijlstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied omgevingsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Beleidsregels toeristische verhuur van woonboten getoetst

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief