Praktijkgebieden: Huurrecht
Recent heeft de Hoge Raad een interessant arrest gewezen met betrekking tot onderhuur in huur en leaseovereenkomsten.
In de zaak trad een curator op namens het failliete RTL, een bedrijf dat zich toe legde op de lease en verhuur van motorvoertuigen. RTL was geen eigenaar maar leasede/huurde de motorvoertuigen en verhuurde die motorvoertuigen door aan anderen. In december 2012 werd RTL door de rechtbank Haarlem failliet verklaard. De eigenaren van de door RTL gehuurde en doorverhuurde motorvoertuigen hadden rondom de faillietverklaring hun (hoofd)huurovereenkomsten met RTL beëindigd. Op dat moment liepen er echter nog diverse huur- en leaseovereenkomsten tussen RTL en haar afnemers.
In eerste aanleg vorderde de curator van een onderhuurder/leaser de onbetaalde gebleven lease- dan wel huurtermijnen. De kantonrechter honoreerde echter het verweer dat RTL toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de huur- en leaseovereenkomst aangezien RTL, vanaf het moment dat de (hoofdlease) overeenkomst tussen de eigenaar van de motorvoertuigen en RTL eindigde, RTL aan de onderhuurders niet langer het huur- dan wel leasegenot aan kon verschaffen.
Het Hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. De curator gaat in cassatie.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad stelt voorop dat op de in dit geding aan de orde zijnde leaseovereenkomsten de voor huurovereenkomsten geldende rechtsregels van overeenkomstige toepassing zijn.
De Hoge Raad overweegt vervolgens dat de verbintenis van de verhuurder (RTL in dit geval) volgens art. 7:201 lid 1 BW en art.7:203 BW inhoudt dat hij de zaak ter beschikking van de huurder stelt (en laat), en hem daardoor in staat stelt de zaak te gebruiken. Het gaat daarbij volgens de Hoge Raad om de mogelijkheid voor de huurder de zaak feitelijk, dat wil zeggen daadwerkelijk, te gebruiken. Voor de geldigheid van een huurovereenkomst is volgens de Hoge Raad niet vereist dat de verhuurder eigenaar van de zaak is of uit anderen hoofde in staat is aan de huurder het overeengekomen gebruik van de zaak te doen hebben. De Hoge Raad overweegt aansluitend (overweging 3.3.3):
"ndien de verhuurder niet (op grond van eigendomsrecht of anderszins) bevoegd is de zaak aan de huurder in gebruik te geven, volgt uit het samenstel van de bepalingen van art. 7:204 lid 2 en lid 3 BW (in verbinding met art. 7:211 BW) dat van een daaruit voortvloeiend gebrek, en dus van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door de verhuurder, eerst sprake is indien, kort gezegd, een derde tegenover de huurder een beter recht pretendeert te hebben en het bovendien als gevolg daarvan tot een feitelijke stoornis van het gebruik komt."
De Hoge Raad oordeelt dat zolang de hoofdverhuurder de zaak niet opeist van de onderhuurder, de onderhuurder het feitelijk gebruik van de zaak behoudt ingevolge de onderhuurovereenkomst; van een tekortkoming in de nakoming van de verbintenis door de onderverhuurder is in een dergelijk geval dan ook geen sprake.
Toch is het volgens de Hoge Raad wel mogelijk voor de onderhuurder, indien hij tijdens de duur van de huurovereenkomst ermee bekend wordt dat zijn verhuurder niet of niet langer tot (onder)verhuur bevoegd is, de overeenkomst te ontbinden (artikel 6:80 BW) of zijn betalingsverplichting op te schorten (artikel 6:263 BW) wegens de dreigende tekortkoming (en de onzekerheid die daaruit voortvloeit).
De Hoge Raad verwijst de zaak naar het gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing.
Conclusie
Uit dit arrest valt af te leiden dat het enkele feit dat een (onder)verhuurder niet meer bevoegd is om het gehuurde aan diens (onder)huurder te verhuren dit niet direct een tekortkoming in de huurovereenkomst oplevert. Pas indien een derde tegenover de huurder een beter recht pretendeert te hebben en bovendien als gevolg daarvan een feitelijke stoornis van het gebruik ontstaat, is er sprake van een tekortkoming. De (onder)huurder hoeft, indien hij tijdens de huurovereenkomst ermee bekend wordt dat zijn (onder) verhuurder niet of niet langer tot onderverhuur bevoegd is, de daaruit voortvloeiende onzekerheid echter niet te accepteren. De (onder) huurder heeft de mogelijkheid de huurovereenkomst te ontbinden of de betaling van de huur op te schorten.
Roos de Grave is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied huurrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.