Praktijkgebieden: Bestuurdersaansprakelijkheid
Eerder blogden wij in de Serie Bestuurdersaansprakelijkheid over de mogelijkheid van de curator om de bestuurder van de failliete vennootschap aansprakelijk te stellen op grond van art. 2:248 BW.
Dat de curator in de praktijk graag op dit artikel een beroep doet, is wederom gebleken uit het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gewezen op 30 januari jl. Dit arrest is een goed voorbeeld van de manier waarop de curator en de bestuurder over en weer beargumenteren of het bestuur al dan niet aansprakelijk is op grond van dat artikel. Uit het arrest volgt dat de curator zijn bewijslast niet dient te onderschatten.
In deze zaak ging het om meerdere failliete vennootschappen waarbij de bestuurder als middellijke bestuurder door de curator is aangesproken. Ik bespreek telkens eerst de wettelijke regeling, en daarna wat er in deze uitspraak aan de orde is gekomen.
Artikel 2:248 BW
Uit het eerste lid van art. 2:248 BW volgt dat indien er sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur én het aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest, in beginsel ieder bestuurder hoofdelijk aansprakelijk is voor het boedeltekort.[1] Om dit aan te tonen ligt ingevolge de hoofdregel van art. 150 Rv de stelplicht en bewijslast bij de curator.[2] De curator kan de conclusie dat sprake is van onbehoorlijke taakvervulling slechts baseren op gedragingen van het bestuur uit de 3 jaren voorafgaand aan het faillissement van de vennootschap.
Indien de curator erin slaagt aan te tonen dat het bestuur niet heeft voldaan aan zijn boekhoudplicht (art. 2:10 BW) en/of publicatieplicht (2:394 BW) volgt uit lid twee van art. 2:248 BW dat de onbehoorlijke taakvervulling onweerlegbaar vaststaat en dat (weerlegbaar) vermoed wordt dat dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest.[3]
De aangesproken bestuurder kan zich tegen het verwijt van onbehoorlijke taakvervulling verdedigen door aannemelijk te maken dat andere feiten en omstandigheden het faillissement hebben veroorzaakt. Hierbij geldt dat de bestuurder niet alleen externe omstandigheden mag aanvoeren die tot het faillissement hebben geleid, maar ook interne. De rechter gunt de bestuurder een bepaalde marge om fouten of misrekeningen te maken. De grens wordt echter overschreden indien geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden hetzelfde zou hebben gehandeld.[4]
Vervolgens is het aan de curator om aannemelijk te maken dat de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling mede een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest.[5]
Mocht de curator besluiten in hoger beroep te gaan, dan doet hij er dus goed aan om het ‘onweerlegbare’ van het ‘weerlegbare’ te onderscheiden en zorgvuldig aan te tonen dat het onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement was.
Wilt u meer weten over de spanningen tussen de curator en de bestuurder omtrent het faillissement van een vennootschap? Wij staan graag voor u klaar.
[1] HR 30 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA6773, NJ 2008/91 (Blue Tomato).
[2] HR 24 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:153 (Sansto/Reiziger q.q.).
[3] In algemene zin geldt dat van onbehoorlijke taakvervulling slechts kan worden gesproken indien geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden zo gehandeld zou hebben; HR 8 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2053(Panmo).
[4] HR 12 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:233.
[5] HR 20 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY7916.
Aida Yazdanpanah is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuurdersaansprakelijkheid.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.