icon

Dechargeverlening aan een bestuurder

De bestuurder van een vennootschap kan zowel intern als extern aansprakelijk zijn voor het door hem gevoerde beleid (zie voor meer informatie onze Serie bestuurdersaansprakelijkheid).

Aan de bestuurder kan decharge worden verleend waardoor de bestuurder intern niet aangesproken kan worden voor de feiten waarop die decharge ziet.[1] Het bestuur verleent met een decharge kwijting aan een bestuurder voor het gevoerde beleid. Dit geldt zelfs wanneer deze bestuurder met het gevoerde beleid de onderneming bewust en opzettelijk schade heeft willen berokkenen.[2] Deze bevoegdheid tot het verlenen van decharge is niet expliciet in de wet opgenomen maar kan feitelijk gezien worden als het afstand doen van een vorderingsrecht. Hierover staat in de wet (art. 6:160 BW) dat dit kan middels een vormvrije overeenkomst. In praktijk zijn twee vormen van decharge denkbaar:

1. Finale decharge

Bij het vertrek van een bestuurder kan middels een (AVA-)besluit worden bepaald dat de vennootschap geen beroep meer kan doen op enig recht tot schadevergoeding wegens ‘onbehoorlijk taakvervulling’ van de bestuurder. In de praktijk wordt vaak in het ontslagbesluit een bepaling opgenomen waarbij aan de voormalige bestuurder onvoorwaardelijk en onbeperkt decharge wordt verleend.

2. Jaarlijkse decharge

Bij de vaststelling van de jaarrekening is het gebruikelijk om het bestuur decharge te verlenen voor het gevoerde beleid van het afgelopen jaar. Voor de BV en NV dient dit afzonderlijk en expliciet besloten te worden middels een dechargebesluit. Het enkel opnemen van een dergelijke clausule in de statuten van de vennootschap houdt geen geldig dechargebesluit in, zoals afgelopen jaar ook is bevestigd door het Hof Amsterdam. Uitzondering hierop is het geval waarbij de aandeelhouders tevens bestuurder zijn en alle overige vergadergerechtigden op de hoogte zijn van de jaarrekeningen en met de wijze van vaststelling hebben ingestemd. Slechts dan geldt de vaststelling van de jaarrekening tevens als dechargeverlening. Voor verenigingen en stichtingen kan in zijn algemeenheid wél statutair decharge verleend worden bij de vaststelling van de jaarrekening. Bewijstechnisch kan het geen kwaad om ook bij de vereniging en stichting een afzonderlijk dechargebesluit te nemen zoals ook blijkt uit dit vonnis van de rechtbank.

Een belangrijk verschil tussen deze twee vormen van decharge is dat de finale decharge vaak verder strekt dan de jaarlijkse decharge. Bij finale decharge doet de vennootschap dikwijls (zonder voorbehoud) afstand van elke aanspraak op basis van het geheel gevoerde beleid in plaats van het jaarlijkse beleid. Aangezien de jaarlijkse decharge enkel strekt tot hetgeen uit de jaarrekeningen blijkt en wat aan de AVA kenbaar is gemaakt, strekt decharge niet uit tot bijvoorbeeld oneigenlijke onttrekkingen die door manipulatie niet uit de jaarrekening en verslaggeving blijken.

Het is belangrijk te realiseren dat een besluit tot dechargeverlening net als elk ieder ander besluit vernietigd kan worden. De wet (art. 2:15 BW) noemt de gronden daarvoor. Door de vernietiging zal de werking van het besluit met terugwerkende kracht vervallen. Het niet mogelijk om bij voorbaat, bijvoorbeeld bij de aanstelling, de aansprakelijkheid van een bestuurder uit te sluiten.

Wilt u als bestuurder of als vennootschap meer informatie over de mogelijke bescherming door decharge? U weet ons te vinden.

[1] Let op; de decharge brengt niet met zich dat derden de bestuurder niet aansprakelijk kunnen stellen.

[2] https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:PHR:1989:AD0915


Aida Yazdanpanah is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Dechargeverlening aan een bestuurder

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief