Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Op 17 november 2017 heeft de Hoge Raad voor de financieringspraktijk een belangrijk arrest gewezen. De belangrijkste rechtsregel die daaruit volgt, is dat een vordering uit hoofde van onderhanden werk ontstaat zodra identificeerbare en op geld waardeerbare deelprestaties worden afgerond. Goed nieuws voor de financier dus, want dergelijke vorderingen kunnen als zekerheid dienen door middel van verpanding.
Wat speelde er precies in deze zaak? Better Life is een zorgaanbieder en had op basis van een geneeskundige behandelingsovereenkomst weliswaar een aantal werkzaamheden uitgevoerd, maar niet alle. Tijdens de uitvoering van deze werkzaamheden is Better Life failliet gegaan. Op dat moment waren de werkzaamheden van Better Life nog niet gedeclareerd bij de zorgverzekeraar. Famed was de financier van Better Life en had alle vorderingen van Better Life aan zich laten verpanden.
De vraag die speelde is of op het moment van failleren al enige vordering van Better Life tot stand was gekomen, die (dus) onder het pandrecht van Famed zou vallen. Ontstaat de vordering pas op het moment dat het gehele behandeltraject is afgerond, dan kan die logischerwijze ook niet zijn verpand. De boedel kan zich in dat geval op de vordering verhalen. Ontstaat de vordering echter vòòr datum faillissement, op het moment dat er nog sprake is van onderhanden werk, dan zou deze wel onder het pandrecht van de financier vallen.
De Hoge Raad oordeelde dus dat de zorgaanbieder al aanspraak kan maken op een vergoeding zodra identificeerbare en op geld waardeerbare deelprestaties worden afgerond, waardoor deze onder het pandrecht van de financier kunnen vallen. Daaraan voegt hij overigens nog toe dat het voor partijen uiteraard wel mogelijk is om andere afspraken te maken over het ontstaansmoment van (deel)vorderingen.
Het lijkt ons onvermijdelijk dat er nu in de praktijk gaat worden gediscussieerd over de vraag wanneer dan sprake is van een dergelijke deelprestatie die aanspraak op een vergoeding geeft. We houden u op de hoogte.
Eveline Hoekstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.