Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Vanochtend, 15 november 2017, heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) de besluiten van de minister van Economische Zaken tot instemming met het winningsplan van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (hierna: NAM) vernietigd (ABRvS 15 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3156). De minister van Economische Zaken en Klimaat wordt opdragen om binnen een jaar met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen en bij voorlopige voorziening is besloten dat hetgeen bij beide besluiten is bepaald blijft gelden totdat een besluit over een winningsplan voor het Groningenveld is genomen én in werking is getreden. De vraag die hierna opkomst is ‘Welke gevolgen heeft deze uitspraak nu voor de gaswinning’?
Achtergrond
Op grond van artikel 6 Mijnbouwwet is een vergunning vereist voor het winnen van delfstoffen, waaronder gaswinning. Deze vergunning is in 1963 aan de Nederlandse Aardolie Maatschappij (hierna: NAM) verleend in de vorm van een concessie. De NAM is vervolgens ex artikel 34 lid 1 Mijnbouwwet verplicht gas te winnen overeenkomstig een winningsplan. Dit winningsplan behoeft instemming van de minister van Economische Zaken.
Op 18 november 2015 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) (ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3578) het besluit van de minister tot instemming met het winningsplan van de NAM vernietigd en bij voorlopige voorziening bepaald dat de te winnen hoeveelheid gas in beginsel tot maximaal 27 mrd Nm³ wordt verlaagd. De minister heeft vervolgens bij besluit van 30 september 2016 besloten tot instemming met het nieuwe winningsplan van de NAM, en daarbij bepaald dat in beginsel maximaal 24 mrd Nm³ gas per gasjaar mag worden gewonnen. Bij het wijzigingsbesluit d.d. 24 mei 2017 heeft de minister de toegestane jaarlijkse hoeveelheid gaswinning verlaagd tot 21,6 mrd Nm³.
Uitspraak 15 november 2017
Tegen de besluiten van 30 september 2016 en 24 mei 2017 hebben een aantal omwonenden/gedupeerden, verenigingen (LTO Noord en de GBB) en overheden beroep ingesteld. Als (belangrijkste) grond is aangevoerd dat (de belangenafweging van de minister bij) de instemming van het winningsplan niet in redelijkheid tot stand is gekomen.
De Afdeling betrekt bij haar beoordeling van het beroep de risicobeoordeling van de minister, de gevolgen van de gaswinning op de grondrechten (leven, privacy en ongestoord genot van het eigendom), de versterkingsoperatie en de leveringszekerheid. De Afdeling concludeert dat de minister zijn instemmingsbesluiten onvoldoende heeft gemotiveerd (onder de genoemde omstandigheden). Zo heeft de minister: 1. in de motivering het risico voor personen in het aardbevingsgebied niet afdoende betrokken; 2. niet gemotiveerd waarom het belang van leveringszekerheid zwaarder weegt dan de belangen die tegen voortzetting pleiten; en 3. niet gemotiveerd welke maatregelen mogelijk zijn ter beperking van de benodigde gaswinning en waarom deze wel of niet worden getroffen.
Kortom, de motivering vertoont gebreken. En nu? De minister wordt opdragen om binnen een jaar met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen. Concreet heeft dit tot gevolg dat de minister zou kunnen besluiten dat de gaswinning ondanks deze vernietiging op een maximum van 21,6 mrd Nm³ gaswinning per jaar zal blijven; indien de minister dit zou kunnen motiveren, kan een dergelijk besluit een mogelijke rechterlijke toets doorstaan. Het is echter de vraag of de minister in staat zal zijn om het nieuwe besluit afdoende op de hierboven omschreven punten te motiveren. Er zijn immers al vele onderzoeken gedaan, maar deze onderzoeken bieden (duidelijk) onvoldoende aanknopingspunten daarvoor. Hoe de minister een dergelijk besluit zal kunnen motiveren is dan ook de vraag. Tot het moment dat de minister een nieuw instemmingsbesluit neemt, blijven beide besluiten gelden, waardoor de NAM de komende tijd in ieder geval 21,6 mrd Nm³ gas zal mogen winnen; de vernietiging heeft dan ook pas gevolgen in de toekomst.
Dominique de Haas is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.