Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht, Ruimtelijke ordening
Sinds buitenlands epidemiologisch onderzoek in begin jaren 2000 is duidelijk dat kinderen tot 15 jaar die in de buurt van hoogspanningslijnen wonen een verhoogde kans hebben op leukemie. Dit onderzoek is reden voor de toenmalige staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer geweest om de brief van 3 oktober 2005 te adviseren om ‘bij de vaststelling van streek- en bestemmingsplannen en van de tracés van bovengrondse hoogspanningslijnen, dan wel bij wijzigingen in bestaande plannen of van bestaande hoogspanningslijnen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen […].’ Met andere woorden, bestuursorganen moeten met de gevaren en gevolgen rekening houden. De manier waarop dit gebeurt, ligt bij de bestuursorganen zelf.
Bestemmingsplan Enschotsebaan hoogspanningsverbinding
Over het rekening houden met de gevaren en gevolgen van een hoogspanningsverbinding en de wijze waarop dit door een bestuursorgaan wordt vorm gegeven, heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State zich recent, in haar uitspraak van 11 oktober 2017 (ABRvS 11 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2764) moeten buigen.
Bij besluit van 18 juli 2016 heeft de raad van Tilburg het bestemmingsplan ‘Enschotsebaan hoogspanningsverbinding’ vastgesteld. In dit plangebied bevindt zich een 150KV hoogspanningsverbinding. Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] als eigenaar van grond in het plangebied en het Samenwerkingsverband Enschotsebaan Zuid (SWV Zuid) beroep ingesteld.
Vanwege de magneetveldzone van de hoogspanningsverbinding heeft de raad aan de gronden binnen deze zone de bestemming "Wonen-Uit te werken" toegekend, met een uitzondering voor wonen als hoofdverblijf voor personen jonger dan 15 jaar. De raad is hierbij uitgegaan van een magneetveldzone van 80 m. Appellante sub 1 en SWV Zuid stellen zich op het standpunt dat het realiseren van woningen zonder beperking op een grotere afstand dan 20 meter een bestaand recht betreft en in strijd is met artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), waarin het recht op eerbieding van privé-, familie- en gezinsleven is vastgelegd. Met andere woorden, Appellante sub 1 en SWV Zuid verzetten zich tegen de beperkingen voor personen jonger dan 15 jaar over de zone van 80 meter; waarschijnlijk is beoogd woningen zonder beperking te kunnen bouwen.
De Afdeling oordeelt dat de door de raad opgelegde beperking in overeenstemming is met de uitzonderingen op artikel 8 EVRM. De vaststelling van de beperking is weliswaar in strijd met de eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven, maar dit wordt gerechtvaardigd doordat het de bescherming van de gezondheid als doel heeft. Het beroep van appellante sub 1 en SVW Zuid wordt dan ook ongegrond verklaard.
Gelet op de mogelijke gevolgen voor de gezondheid zijn de overwegingen van de Afdeling begrijpelijk. Nu de problematiek rondom hoogspanningsverbindingen ook in andere gemeenten speelt/blijft spelen, kan de door de raad van Tilburg gekozen oplossing wellicht als voorbeeld dienen.
Dominique de Haas is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.