Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
De Hoge Raad heeft zich recent uitgelaten over de vraag welk juridisch pad een schuldeiser moet bewandelen indien hij of zij wil opkomen tegen de door de rechter-commissaris goedgekeurde slotuitdelingslijst in het faillissement. Omdat de goedkeuring van de slotuitdelingslijst door de rechter-commissaris moet worden beschouwd als een beschikking als bedoeld in artikel 67 van de Faillissementswet (hierna: Fw), kan de schuldeiser hier slechts tegen opkomen door hoger beroep in te stellen tegen deze beschikking, aldus de Hoge Raad.
InleidingIn een faillissement toetst de curator de ingediende vorderingen aan de administratie van de schuldenaar en plaatst de vorderingen vervolgens op de lijst van voorlopige erkende schulden of de lijst van voorlopig betwiste schulden. Wanneer er voldoende actief is om een uitkering aan concurrente schuldeisers te doen, vindt er een verificatievergadering plaats, waarvoor alle bekende schuldeisers worden uitgenodigd. Tijdens deze vergadering worden de vorderingen definitief erkend dan wel betwist. Dit laatste kan door schuldeisers, de curator of de (bestuurder van) de schuldenaar worden gedaan. Wanneer een vordering tijdens de vergadering wordt betwist, zal de rechter-commissaris proberen alsnog tot een schikking te komen met de schuldeiser. Indien hij partijen niet kan verenigen, zal de vordering worden verwezen naar de renvooiprocedure, een procedure tussen de curator en de schuldeiser gevoerd voor de rechtbank. Wanneer alle vorderingen uiteindelijk zijn vastgesteld, maakt de curator een uitdelingslijst op. Als de rechter-commissaris de slotuitdelingslijst heeft goedgekeurd, ligt deze gedurende tien dagen ter inzage op de griffie van de rechtbank. Gedurende deze termijn kunnen schuldeisers in verzet komen tegen de uitdelingslijst (artikel 184 Fw).
De feitenWat speelde er in deze zaak? In het faillissement van A B.V. is op 4 september 2015 een verificatievergadering gehouden. Volgens het proces-verbaal van die vergadering heeft X “als middellijk bestuurder van gefailleerde” een vordering van een schuldeiser, B B.V. (hierna: B) betwist. Op 17 september 2015 heeft een voortgezette verificatievergadering plaatsgevonden. Uit het proces-verbaal daarvan blijkt dat de rechter-commissaris op die vergadering de vorderingen die voorkwamen op de lijst van voorlopig erkende schulden, waaronder de hiervoor genoemde vordering van B, heeft overgebracht naar de lijst van erkende schuldeisers. X heeft de rechter-commissaris bericht dat zij op 4 september 2015 heeft bedoeld als schuldeiser – en niet als middellijk bestuurder van gefailleerde – de vordering van B heeft willen betwisten en verzocht om de vordering naar de renvooiprocedure te verwijzen. De rechter-commissaris heeft laten weten geen aanleiding te zien de verificatievergadering te heropenen, nu het proces-verbaal zijns inziens een juiste weergave bevat van wat er is besproken.
ProcedureX is hierop in verzet gekomen tegen de uitdelingslijst. Nadat de rechtbank het verzet ongegrond heeft verklaard, stelt X (sprong)cassatie in. Daarbij voert zij aan dat de rechtbank ten onrechte geen acht heeft geslagen op de betwisting van de vordering van B door X als schuldeiser tijdens de verificatievergadering. De rechtbank had de zaak om die reden alsnog naar de renvooiprocedure moeten verwijzen.
De Hoge RaadDe Hoge Raad oordeelt dat niet is gebleken dat X haar verzet heeft gebaseerd op het feit dat zij tijdens de verificatievergadering de vordering van B als schuldeiser heeft betwist. Nu dit een stelling van feitelijke aard is – waar de Hoge Raad niet over oordeelt – kan dit middel niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad merkt daarbij op dat de beslissing van de rechter-commissaris om de vordering van B op de lijst van erkende schuldeisers te plaatsen, moet worden beschouwd als een beschikking in de zin van artikel 67 Fw. Tegen een dergelijke beschikking van de rechter-commissaris staat hoger beroep open, welk pad X in dit geval ook had moeten bewandelen. In een verzetprocedure kan niet van zo’n beslissing worden teruggekomen.
Sandrine Piet is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.