icon

Coördinatieregeling grootschalige windparken onder de Omgevingswet

Met het oog op ‘wind raakt nooit op en windenergie is schoon’ moet in 2020 voor 6.000 MW vermogen aan windmolens op land zijn gerealiseerd (zie Energieakkoord voor duurzame groei). Om deze doelstelling te bereiken heeft het Rijk met de provincies prestatieafspraken gemaakt (zie Structuurvisie Windenergie op land (vastgesteld in maart 2013)) ten aanzien van de realisatie van windenergie in de provincies. Zo zijn er elf gebieden aangewezen die het meest geschikt zijn voor grootschalige windparken (minimaal 100 megawatt). Provincies wijzen zelf plaatsen aan voor kleinere windparken met minder dan 100 megawatt.

Huidige kader

In het huidige omgevingsrechtelijke kader bestaan verschillende coördinatieregelingen (algemeen (Awb) en specifiek). Voor grootschalige windparken geldt een specifieke coördinatieregeling op grond waarvan de minister (ex artikel 3.35 Wro) bij projecten van nationaal belang de besluitvorming kan coördineren. Voor grootschalige windmolenparken regelt artikel 9b lid 1 onder a Elektriciteitswet 1998 dat de Rijkscoördinatieregeling (RCR) van toepassing is indien sprake is van een productie-installatie met een capaciteit van ten minste 100 MW en de minister aldus de mogelijkheid heeft om de voorbereiding en bekendmaking van besluiten te coördineren. Zo bied de RCR de mogelijkheid om een inpassingsplan (artikel 3.28 Wro) vast te stellen of een omgevingsvergunning voor planologisch afwijkend gebruik (artikel 2.12 lid 1 onder a onder 3 Wabo) te verlenen.

De vaststelling van een nationaal inpassingplan (de vastlegging van nationale ruimtelijke belangen) door de minister heeft tot gevolg dat de gemeenteraad/provinciale staten niet langer bevoegd zijn tot vaststelling van een bestemmingsplan/inpassingsplan voor de gronden waarop het inpassingsplan betrekking heeft vanaf het moment waarop het ontwerp van het inpassingsplan ter inzage is gelegd zijn. Bij de vaststelling is de minister wel verplicht om Gedeputeerde Staten te horen. Kortom, participatie door volksvertegenwoordigers, laat staan de burger ontbreekt.

Omgevingswet

De huidige algemene coördinatieregeling in de Awb wordt amper toegepast vanwege het bestaan van de specifieke coördinatiegregelingen. Om deze reden zal de RCR worden veralgemeniseerd en opgenomen in afd. 3.5 Awb op het moment dat de Omgevingswet in werking zal treden. Zo zal één procedure voor de voorbereiding, totstandkoming en rechtsbescherming van samenhangende besluiten ontstaan.

Op grond van artikel 3:20 Awb houdt de RCR een facultatief karakter. De afdeling is van toepassing op besluiten bij wettelijk voorschrift of coördinatiebesluit bepaald.

Onder de toekomstige coördinatieregeling kan, net als bij de RCR, een projectbesluit (oud: inpassingsplan) of omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik worden vastgesteld/verleend. Het inpassingsplan is het instrument voor het Rijk, provincies en waterschappen voor het toestaan van vaak complexe projecten in de fysieke leefomgeving met een publiek belang. De Minister van Infrastructuur en Milieu kan een projectbesluit vaststellen als sprake is van een nationaal belang. Of er sprake is van nationaal belang kan blijken uit het voornemen tot uit te voeren projecten die zijn aangekondigd in een beleidsnota, omgevingsvisie, of plan of programma (kan ook anders blijken).

Als de uitvoering van een projectbesluit onevenredig wordt belemmerd door regelgeving of een programma op gemeentelijk of provinciaal niveau, kan die regelgeving of dat programma buiten toepassing worden gelaten bij het vaststellen en uitvoeren van het projectbesluit en de besluiten ter uitvoering van dat projectbesluit (als het projectbesluit niet binnen de regels van het gemeentelijk omgevingsplan past, wijzigt het projectbesluit die regels (artikel 5.54 lid 1 Ow).

De toekomstige coördinatieregeling bestaat uit de volgende fases:

  1. Coördinatie (artikel 5.45 lid 1 jo. 3 Ow);
  2. Voornemen (artikel 5.47 Ow); openbare kennisgeving voornemen projectbesluit (met/zonder voorafgaande voorkeursbeslissing);
  3. Verkenning (artikel 5.48): participatieproces (brede verkenning);
  4. (Voorkeur (artikel 5.49 Ow)): alleen in gevallen waarbij dit door bevoegd gezag van te voren was voorgenomen/bij wet is bepaald)
  5. Ontwerp-projectbesluit: voorbereid met toepassing van afd. 3.4 Awb (artikel 5.51 Ow);
  6. Vaststelling projectbesluit.

In de nieuwe regeling is op grond van artikel 16.87 Ow bovendien de rechterlijke beslistermijn (ABRvS) op ten hoogste zes maanden gesteld.

Het voornaamste verschil tussen deze coördinatieregeling en de huidige RCR is voor de burger te vinden in de verplichte participatie vooraf onder de fase ‘verkenning’ als bedoeld in artikel 5.48 Ow. Grootschalige windparken hebben een enorme impact op de omgeving en leiden regelmatig tot maatschappelijk ophef. Een fase van brede verkenning vooraf waarbij kan worden geparticipeerd zou de weerstand wellicht kunnen verminderen. Of dit in de praktijk daadwerkelijk op deze manier uitwerkt en een einde aan de ‘not in my backyard’-problematiek brengt, blijft voorlopig nog de vraag.


Dominique de Haas is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied omgevingsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Coördinatieregeling grootschalige windparken onder de Omgevingswet

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief