Praktijkgebieden: Omgevingsrecht, Ruimtelijke ordening
Een wokrestaurant vreest voor daling van zijn omzet als gevolg van de komst van een nieuw bowlingscentrum op 300 meter afstand. Het bowlingcentrum voorziet naast een bowlingbaan, namelijk ook in horeca.
Omgevingsvergunning
Het bowlingcentrum is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Het college van burgemeester en wethouders heeft daarom een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 onder a onder 3 Wabo. Het college van burgemeester en wethouders kan deze vergunning slechts verlenen indien dit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het wokrestaurant wil uiteraard dat deze omgevingsvergunning wordt vernietigd, zodat zij geen last zal ondervinden van concurrentie van het bowlingcentrum.
Het relativiteitsvereiste
In beroep bij de rechtbank voert het wokrestaurant daarom aan dat de verlening van de omgevingsvergunning in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank overweegt als gevolg hiervan dat artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in de weg staat aan vernietiging van het bestreden besluit wegens strijd met een goede ruimtelijke ordening, omdat dit stuit op het relativiteitsvereiste. Dit relativiteitsvereiste uit artikel 8:69a Awb houdt in dat een rechter een bestreden besluit niet kan vernietigen wanneer de geschonden norm kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die de norm inroept. De rechtbank oordeelde in dit geval dat de goede ruimtelijke ordening uit artikel 2.12 lid 1 onder a onder 3 Wabo niet strekt tot bescherming van de concurrentiebelangen van het wokrestaurant. De rechtbank laat hierom een inhoudelijke bespreking van het beroep achterwege.
Een goed ondernemersklimaat
In hoger beroep betoogt het wokrestaurant dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan vernietiging van de omgevingsvergunning. Zij wijzen erop dat zij in bezwaar en beroep, naast hun economische belangen, ook het behoud van een goed woon- en leefklimaat, in het bijzonder een goed ondernemersklimaat, hebben aangevoerd.
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) verwijst in haar uitspraak van 20 september 2017 vervolgens naar eerdere uitspraken (uitspraak van 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:106, uitspraak van 3 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1192 en uitspraak van 24 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1374) waarin zij heeft overwogen dat het belang van een goede ruimtelijke ordening ook inhoudt het behouden en herstellen van een uit ruimtelijk oogpunt goed ondernemersklimaat.
Vervolgens concludeert de Afdeling dat het niet op voorhand is uitgesloten dat de realisering van het bowlingcentrum, gelet op de voorziene horeca, zal leiden tot bijvoorbeeld een vermindering van het aantal klanten en een daling van de omzet voor het wokrestaurant. Het bowlingcentrum kan dus een negatieve invloed hebben op het ondernemersklimaat van het wokrestaurant. De rechtbank heeft volgens de Afdeling daarom ten onrechte overwogen dat het relativiteitsvereiste in dit geval in de weg staat aan vernietiging van de omgevingsvergunning.
Conclusie
Indien u bang bent voor concurrentie en u op komt tegen een besluit dat moet voldoen aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening, kunt u een beroep doen op een goed ondernemersklimaat. Helaas voor het wokrestaurant heeft dit uiteindelijk niet mogen baten, het hoger beroep werd, ondanks een inhoudelijke bespreking van de beroepsgrond, ongegrond verklaard.
Nicky Loekemeijer is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied omgevingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.