Praktijkgebieden: Privacy
Het ophangen van beveiligingscamera’s wordt steeds populairder. Inmiddels kunt u via uw smartphone aan de ene kant van de wereld bekijken wat er zich op hetzelfde moment rond uw bedrijf of woning in Nederland afspeelt. Maar met het populairder worden van camera’s neemt ook het risico dat er inbreuk wordt gemaakt op de privacy van anderen toe. Wanneer is dit het geval?
Wetgeving omtrent gebruik camera’s
Het uitgangspunt is dat het inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van iemand anders een onrechtmatige daad oplevert. Er kan echter een rechtvaardigingsgrond voor de inbreuk zijn die de ‘onrechtmatigheid’ aan de inbreuk kan ontnemen. Er is in dat geval wel sprake van een inbreuk op iemands privacy, maar deze inbreuk is dan niet onrechtmatig.
Of zo’n rechtvaardigingsgrond zich voordoet moet worden beoordeeld in het licht van alle omstandigheden van het geval. Denk aan de ernst van de inbreuk en de belangen die met het maken van de inbreuk zijn gediend. Verder moet worden bekeken of het gebruik van de camera voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit bepaalde de Hoge Raad al in 2002.
Kort samengevat moet er dus een afweging worden gemaakt tussen twee belangen. Aan de ene kant het recht van iemand op eerbiediging van zijn/haar persoonlijke levenssfeer, en aan de andere kant het belang van degene die inbreuk maakt op de privacy van die eerste persoon.
Recente rechtspraak
Aldus vrij open normen waarbij het niet altijd even eenvoudig is een keuze te maken welk belang prevaleert. Zo ook in deze recente procedure tussen twee buren voor het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De buren wonen al bijna tien jaar naast elkaar. Er loopt één toegangsweg naar beide woningen die eigendom is van buurman A. Vanaf die toegangsweg moet men nog een stukje over een ‘aansluiting’ om bij beide woningen te komen. Die aansluiting is eigendom van buurman B. Op de aansluiting is een recht van erfdienstbaarheid gevestigd ten gunste van (het perceel van) buurman A, zodat hij altijd bij zijn woning kan komen. Zie hier hoe het ook alweer zat met erfdienstbaarheden.
Geen onbelangrijk detail: de verhouding tussen buurman en buurman is niet meer wat deze (n)ooit geweest is. Door de dwarslaesie van buurman B behoefde zijn woning verschillende aanpassingen, waarin buurman A zich niet altijd kon vinden (met de nodige rechtszaken tot gevolg).
Begin 2009 heeft buurman B zijn perceel voorzien van cameratoezicht. Eén van de camera’s is gericht op de aansluiting waarop buurman A een recht van erfdienstbaarheid heeft, waardoor buurman B altijd wordt gefilmd wanneer hij naar zijn woning gaat, vertrekt, zijn brievenbus leeghaalt, etc. Buurman A is daar niet blij mee en verzoekt buurman B die camera te verwijderen. Buurman B weigert, en de heren belanden bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
De rechtbank oordeelde dat buurman B met zijn camera geen onrechtmatige inbreuk op de privacy van buurman A maakte. De camera mocht van de rechtbank dan ook blijven hangen, tegen welke beslissing buurman A in hoger beroep is gegaan.
Camera toegestaan?
Het gerechtshof overweegt als volgt. Door de camera is alleen de aansluiting te zien, niet het perceel van buurman A. Buurman A heeft weliswaar een erfdienstbaarheid op de aansluiting, maar de aansluiting is niet van hem. Buurman A en zijn bezoek komen bovendien alleen in beeld bij buurman B als zij over dít stukje pad lopen en niet als zij zich op de rest van hun perceel bevinden, aldus het hof.
De stelling van buurman B, dat met het verwijderen van de camera inbrekers zich buiten het bereik van de overige camera’s toegang tot de woning zouden kunnen verschaffen acht het hof juist. Dat er, zoals buurman A heeft aangevoerd, ‘al in geen honderd jaar is ingebroken’, doet daaraan volgens het hof niets af.
Mede gelet op de fysieke immobiliteit van buurman A vindt het hof zijn behoefte om zich veilig te voelen in zijn eigen huis begrijpelijk. Het hof betrekt in de belangenafweging ook het feit dat de aansluiting naar de woning van buurman A langs de zijkant van de woning van buurman B loopt, waar nog twee ramen van Buurman B zitten. In feite wordt met de camera dus niet meer opgenomen dan met het blote oog zichtbaar is als buurman B vanuit één van deze ramen naar buiten kijkt, aldus het Hof.
Omdat het deel van het perceel dat met de camera wordt opgenomen ook niet te zien is met de andere geplaatste camera’s, en het belang dat buurman B bij de camera heeft niet kan worden ondervangen door een namaakcamera of een inpandige camera, oordeelt het hof dat tevens aan het subsidiariteitsvereiste is voldaan.
Het hof komt derhalve tot het oordeel dat er sprake is van een inbreuk op de privacy van buurman A, maar dat deze inbreuk in dit geval is toegestaan.
Vragen?
Een inbreuk op iemands privacy hoeft natuurlijk niet perse te worden veroorzaakt door een camera. Er zijn tal van andere situaties denkbaar waarin iemand onrechtmatig inbreuk maakt op de privacy van een ander. Neem gerust contact op indien u hierover vragen heeft.
Björn Mulder is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied privacy.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.