Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Wij zien het als curatoren bijna standaard gebeuren. Zodra duidelijk is dat een onderneming niet meer kan worden gered en dat het faillissement zal worden uitgesproken, worden nog – soms zelfs tot de dag van faillietverklaring – bedragen betaald aan de bestuurder of bijvoorbeeld bevriende derden. Het is dan aan de curator om te onderzoeken of deze betalingen nog konden worden verricht en/of deze dienen te worden vernietigd.
Eén van de belangrijkste grondslagen voor vernietiging die de curator kan gebruiken zijn de artikelen 42 en 47 van de Faillissementswet. Het eerste artikel ziet op betalingen die zijn verricht zonder dat de (later) gefailleerde daartoe verplicht was, het tweede op betalingen waartoe wel een verplichting bestond. Van een dergelijke verplichting kan bijvoorbeeld sprake zijn als die in een overeenkomst wordt genoemd.
De Rechtbank Limburg deed op 26 juli 2017 uitspraak in een zaak, die er kort gezegd op neerkwam dat de bestuurder kort voor de dag dat het faillissement werd aangevraagd een managementvergoeding ter hoogte van € 4.600 heeft betaald aan zijn eigen holding. Aan die betaling lag uiteraard een managementovereenkomst ten grondslag, zodat de betaling als ‘verplicht’ kwalificeerde en de curator zich op art. 47 Fw diende te beroepen. Dat artikel stelt onder meer de voorwaarde dat de ontvanger van de betaling wist dat het faillissement van de aanvrager al was aangevraagd, óf dat de betaling het gevolg was van samenspanning van de schuldeiser en de failliet, met als doel de schuldeiser te bevoordelen. Dat is een behoorlijk hoge drempel, en de kantonrechter oordeelde dat daaraan niet was voldaan.
Volgens de kantonrechter ging het in dit geval om een reguliere maandelijkse salarisbetaling die was gebaseerd op eerder gemaakte afspraken. De curator had gesteld dat er wel overleg over deze betaling moest zijn geweest, maar had daarvan onvoldoende bewijs aangedragen. Volgens de kantonrechter is voor het uitkeren van de maandelijkse vergoeding niet per se vooraf overleg noodzakelijk, met name omdat sprake is van een maandelijks gelijk bedrag. Samenspanning tussen de holding en de gefailleerde heeft de curator ook niet bewezen. Oftewel, deze betaling kon volgens de kantonrechter 'gewoon' door de beugel.
Alexander op het Hoog is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.