Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Stelt u zich eens voor, een werkgever en een zieke werknemer zijn het er over eens dat zij middels een vaststellingsovereenkomst afscheid van elkaar willen nemen. Zij spreken af dat de arbeidsovereenkomst zal eindigen nadat de werknemer hersteld is (gemeld), zodat de werknemer een WW-uitkering kan aanvragen. Vervolgens wordt de WW-uitkering toegekend. Deze blijkt echter lager te zijn dan verwacht.
De uitkering is lager dan verwacht, omdat voor de berekening van de hoogte van de WW-uitkering is gekeken naar het salaris dat de werknemer in het jaar vóór het eindigen van de arbeidsovereenkomst heeft ontvangen. Sinds 1 juli 2015 werd hierbij geen rekening meer gehouden met het feit dat de werknemer wegens ziekte in dat jaar wellicht niet zijn volledige salaris had ontvangen. Dit had tot gevolg dat de WW-uitkering van deze zieke werknemer op een lager bedrag werd vastgesteld dan als hij gedurende het refertejaar niet ziek zou zijn geweest.
Situatie vóór 1 juli 2015
Vóór 1 juli 2015 regelde het zgn. Dagloonbesluit dat als een werknemer in het refertejaar vanwege ziekte een lager salaris had ontvangen, voor het vaststellen van de hoogte van de WW-uitkering werd gekeken naar het loon dat de werknemer vóór zijn ziekte ontving. De WW-uitkering werd dus altijd gebaseerd op 100% van het salaris.
Situatie met ingang van 1 juli 2015
Per 1 juli 2015 is het Dagloonbesluit gewijzigd. Niet langer werd het refertejaar verlengd, indien in dat jaar minder loon was ontvangen wegens (een periode van) ziekte. Werknemers die in het refertejaar ziek waren geweest, kregen hierdoor een lagere WW-uitkering dan zij hadden gehad als zij in dat jaar niet ziek waren geweest. Dit kon voor deze werknemers een belemmering vormen om in te stemmen met een vaststellingsovereenkomst.
Huidige situatie
Deze ongelijkheid tussen verschillende werknemers werd in 2016 (deels) onderkend. Bij besluit van 24 oktober 2016 (Dagloonbesluit 2016) is daarom bepaald dat het Dagloonbesluit zou worden gewijzigd voor werknemers, van wie de arbeidsovereenkomst na twee jaar ziekte eindigde (en die vervolgens door UWV minder dan 35% arbeidsongeschikt werden bevonden). Voor deze werknemers geldt thans dat het jaar vóór het intreden van de arbeidsongeschiktheid als refertejaar wordt aangehouden.
In het Dagloonbesluit 2016 was geen regeling getroffen voor WW-gerechtigde werknemers die minder dan twee jaar, en dus niet gedurende het gehele refertejaar, ziek waren. Op 19 jul jl. heeft de Centrale Raad van Beroep echter geoordeeld dat ook voor de berekening van de hoogte van de WW-uitkering van deze werknemers aansluiting moet worden gezocht bij hetgeen in het Dagloonbesluit 2016 is bepaald.
Tot slot
Zolang de werknemer beter is (gemeld) op het moment dat hij uit dienst gaat, zal hij qua hoogte van de WW-uitkering dus geen nadeel meer ondervinden van het feit dat hij ziek is geweest in het refertejaar. Dit zal voor een werknemer dan ook geen belemmering meer vormen om in te stemmen met een vaststellingsovereenkomst.
Wilt u afscheid nemen van een zieke werknemer en hierover worden geadviseerd? Neem dan gerust contact met ons op.
Jolien Kraaijvanger is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.