Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Met ingang van 1 juli 2017 is de Wet versterking positie curator in werking getreden. Deze regeling vloeit voort uit het bredere wetgevingsprogramma “Herijking Faillissementsrecht”, dat op drie pijlers berust: (i) fraudebestrijding; (ii) versterking van het reorganiserend vermogen van bedrijven; en (iii) modernisering van het faillissementsrecht. Twee van de drie wetsvoorstellen die de fraudepijler omvat, zijn een jaar geleden reeds in werking getreden: de Wet civielrechtelijk bestuursverbod en de Wet herziening strafbaarstelling faillissementsfraude. De Wet versterking positie curator vormt hiervan het slotstuk. Hieronder de belangrijkste wijzigingen in het kort.
Fraudesignalerende taak
De curator is op grond van artikel 68 Faillissementswet belast met het beheer en de vereffening van het vermogen van de schuldenaar. De nieuw ingevoerde regeling breidt dit artikel uit met een wettelijke vastlegging van de taak van de curator om onderzoek te doen naar onregelmatigheden die, al dan niet in beslissende mate, van invloed zijn geweest op het intreden van het faillissement. Wanneer de curator een dergelijke onregelmatigheid constateert, dient hij de rechter-commissaris hiervan in kennis te stellen. Indien de curator of de rechter-commissaris dit noodzakelijk acht, volgt een melding of aangifte bij de bevoegde instantie. In het openbaar faillissementsverslag moet de curator verantwoorden hoe hij invulling heeft gegeven aan zijn fraudesignalerende rol.
Versterking informatiepositie
Om de curator meer handvatten te bieden bij de uitoefening van deze fraudebestrijdende taak, is de informatiepositie van de curator in faillissement versterkt. Dit is ten eerste vormgegeven door een verdere aanscherping van de inlichtingen- en medewerkingsplichten. Op de gefailleerde komt de wettelijke plicht te rusten om de curator uit eigen beweging in te lichten over zaken waarvan hij weet of behoort te weten dat deze van belang zijn voor de omvang, het beheer of de vereffening van de boedel. Ook dient de gefailleerde de curator op de hoogte te brengen van vermogensbestandsdelen die zich in het buitenland bevinden, waarbij hij de curator alle medewerking moet verlenen om hem de beschikking over deze bezittingen te geven. Verder is in een nieuw artikel 105a Faillissementswet vastgelegd dat de gefailleerde verplicht is om alle medewerking te verlenen aan het beheer en de vereffening van de boedel.
Naast de aanscherping van de inlichtingen- en medewerkingsplichten, is de plicht tot het overleggen van de administratie verduidelijkt. De gefailleerde dient alle administratie ongeschonden aan de curator over te leggen en, wanneer dat nodig is, alle middelen ter beschikking te stellen om de inhoud hiervan leesbaar te maken. Deze verplichting geldt ook voor derden, accountants inbegrepen, waarbij het beroep op een retentierecht ten aanzien van de administratie is uitgesloten.
Met bovenstaande wijzigingen wordt een strengere aanpak van faillissementsfraude en de bestrijding van de maatschappelijke schade van faillissementen beoogd. Binnen vier jaar zal de Minister verslag uitbrengen over de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk.
Sandrine Piet is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.