Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Het is een bekend verschijnsel: een bedrijf gaat reorganiseren en onderdeel van het hele proces is het organogram van de organisatie zoals deze er na de reorganisatie uit moet zien. Dat wordt gelegd naast het bestaande organogram; daaruit volgt bij welke functies boventalligheid ontstaat, en die informatie gelegd naast de personeelsinformatie brengt in kaart welke personen boventallig worden. Maar: het oude organogram klopt niet meer, mensen staan erop met functie A maar doen inmiddels eigenlijk B. Waar moet je dan van uit gaan?
Deze situatie zorgde altijd al voor problemen. Het gaat om de vraag wanneer sprake is van “uitwisselbare functies”; de Ontslagregeling zegt daarover dat daarvan sprake is als de functies vergelijkbaar zijn voor wat betreft inhoud, de vereiste kennis, vaardigheden en competenties, en de tijdelijke of structurele aard van de functie, dit alles in samenhang bezien. Dat geeft alleen nog steeds geen antwoord op de vraag of de “functie” dan is wat er in het organogram staat, of wat in werkelijkheid de situatie is.
De WWZ maakt het mogelijk om (kort gezegd) in beroep te komen van uitspraken van het UWV over gevraagde ontslagvergunningen, en zo hebben we nu de beschikking over een uitspraak van de Hoge Raad over dit onderwerp. Een thuiszorgorganisatie reorganiseerde met als gevolg dat een aantal chef-koks boventallig werd. Op die grond werd een ontslagvergunning verleend voor (in elk geval) één van de chef-koks. Die stelde beroep in bij de kantonrechter met onder meer de stelling dat hij weliswaar een arbeidsovereenkomst had als chef-kok, maar dat daaraan geen betekenis kon worden toegekend – hij stelde dat veel meer mensen een overeenkomst met die titel hadden, maar dat hij eigenlijk de enige chef-kok was. Hij vond dus dat hij onterecht met de anderen was meegenomen in de afspiegeling.Vast stond namelijk wel dat de functies chef-kok en kok niet uitwisselbaar waren.
De werknemer verloor zijn zaak in drie instanties. De kantonrechter weer zijn verzoek af; in hoger beroep overwoog het Gerechtshof dat de vraag wat de feitelijke werkzaamheden van de man geweest waren niet relevant was, omdat zelfs als zou zijn komen vast te staan dat hij als kok werkzaam was en niet als chef-kok, dit onverlet liet dat hij een arbeidsovereenkomst had als chef-kok en dus in hoedanigheid werd betrokken in de afspiegeling. De man ging in cassatie maar dat beroep werd ook verworpen, overigens zonder nadere motivering door de Hoge Raad.
Dit lijkt goed nieuws voor de werkgever, maar er zit wel een adder onder het gras. Het gebeurt regelmatig dat het niet de werknemer is die dit standpunt inneemt, maar juist de werkgever. Die wil bij de afspiegeling vaak graag uitgaan van de werkelijke situatie; als een werknemer inmiddels ander werk verricht lijkt het niet onlogisch daarmee rekening te houden. Het is immers denkbaar dat de werkgever juist die werknemer voor die specifieke werkzaamheden wil behouden. Deze uitspraak lijkt in te houden dat dit dus niet mogelijk is.
Een probleem bij het interpreteren van uitspraken van rechters is dat wij juristen geneigd zijn die uitspraken te lezen als algemene regels – zeker als het gaat om uitspraken van de Hoge Raad – terwijl het natuurlijk altijd uitspraken blijven in een specifiek geval. En ook deze specifieke zaak heeft elementen waaruit je zou kunnen afleiden dat de uitspraak bij andere omstandigheden anders zou luiden. Feit blijft echter dat het van groot belang is dat als zich wijzigingen in de bestaande organisatie voordoen, die op de een of andere manier wel goed worden vastgelegd. Bij een duidelijke functiewijziging gebeurt dat meestal wel, maar het is evenzeer van belang zo nu en dan eens na te gaan of het bestaande organogram en de bestaande contracten de lading nog dekken. Dat moet in elk geval gebeuren zodra een organisatie zelfs maar overweegt te gaan reorganiseren, zodat van meet af aan een consistent beeld kan worden gegeven.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.