Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Het is standaard dat een bank bij het verstrekken van krediet zekerheden verlangt. Dan hebben we het bijvoorbeeld over pand- en hypotheekrechten, maar ook over borgtochten. Dat laatste heeft tot gevolg dat een derde partij (vaak de bestuurder) zelf aansprakelijk wordt voor de bankschuld, ook al wordt de lening feitelijk aan de onderneming ter beschikking gesteld.
De wet stelt echter een aantal eisen aan de borgtocht, die verschillen in het geval sprake is van een zakelijke of een privé borgtocht. Het relevante criterium dat daartussen onderscheid aanbrengt, is of de borgtocht is aangegaan ‘in de normale uitoefening van het bedrijf’. Uiteraard zijn de eisen die de wet stelt aan een privé borgtocht strenger. Daarom is er in rechtszaken regelmatig discussie over de vraag of een bepaalde borgtocht al dan niet als zakelijk kwalificeert.
Zo ook in een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 7 juli 2017. Twee personen hebben in die zaak een lening ter beschikking gesteld aan een onderneming, waarvan een bekende enig aandeelhouder en bestuurder was en zich borg stelt. Op enig moment gaat de onderneming failliet en uiteraard wordt de dga aangesproken tot terugbetaling van de geldlening. De dga beroept zich dan op het feit dat de borgtocht niet mede is ondertekend door zijn vrouw, zoals de wet dat vereist voor een privé borgtocht.
De rechtbank overweegt dan – kort gezegd – dat de aard van de financiering verschilt van een gewoon bankkrediet, onder meer omdat de bedongen rente 20% bedroeg over 18 maanden, en dat er een calloptie met betrekking tot aandelen was opgenomen in de overeenkomst van geldlening. De rechtbank overweegt aan de hand van deze omstandigheden als volgt:
Aldus was sprake van een overbruggingskrediet tegen afwijkende financieringsvoorwaarden dat mede ertoe strekte de onderneming in staat te stellen haar normale bedrijfsuitoefening voort te zetten.
(…)
Voor zover kan worden getwijfeld of op grond van deze omstandigheden is voldaan aan het criterium “in de normale uitoefening van het bedrijf” van Moulin, geeft de doorslag dat artikel 1:88 lid 5 restrictief dient te worden uitgelegd. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de in artikel 1:88 lid 5 BW vermelde uitzondering zich niet voordoet, zodat de toestemming van de echtgenote van [gedaagde] was vereist.
Oftewel, volgens de rechtbank was de borgtocht niet aangegaan in de normale uitoefening van het bedrijf en daardoor had de vrouw van de man die de borgtocht was aangegaan inderdaad de borgtocht mee moeten ondertekenen. Nu dat niet was gebeurd, kon de (de vrouw van de) man de borgtocht vernietigen.
Of die uitspraak wenselijk is kun je je overigens afvragen, het ligt voor de hand dat bij elke willekeurige borgtocht de echtgeno(o)t(e) van de borgtocht nu zal worden gevraagd de overeenkomst van borgtocht mede te ondertekenen.
Alexander op het Hoog is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.