Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Meestal fiets ik van en naar mijn werk. Gisteren en vandaag moest ik toevalllig met de auto, twee dagen luisterde ik dus een paar keer naar het nieuws op NPO 1, en twee keer zat in dat nieuwsoverzicht uitermate slordige – en onjuiste – berichtgeving over juridische kwesties.
De nieuwslezer gaf vandaag aan dat de Hoge Raad zou hebben uitgesproken dat de rechtszaak tegen Baybasin niet hoeft te worden overgedaan. Diens advocaat had een herzieningsverzoek ingediend met wel honderd nieuwe feiten, maar die waren allen ongegrond bevonden en dus hoefde de zaak niet te worden overgedaan. De nieuwslezer sloot af met de woorden “aldus de advocaat-generaal”; uit die laatste woorden blijkt – anders dan wat in de rest van het item werd gesteld – dat de Hoge Raad nog helemaal geen uitspraak heeft gedaan, maar dat de conclusie van het Openbaar Ministerie is dat de Hoge Raad het herzieningsverzoek moet afwijzen. Die conclusie dateert inderdaad van vandaag, maar het zal naar verwachting nog geruime tijd duren voordat de Hoge Raad zelf uitspraak doet.
Gisteren ging het om een arbeidsrechtelijke kwestie, en – inderdaad – wel een interessante. De nieuwslezer stelde dat de Hoge Raad had bepaald dat een werknemer bij ontslag geen genoegen hoefde te nemen met “de wettelijke ontslagvergoeding van € 4.000,-“, maar dat deze vanwege het gedrag van de werkgever een hogere vergoeding kon krijgen. De rechter had hiermee, zo stelde de nieuwslezer, de weg naar een hogere vergoeding opengesteld. Onzin uiteraard: de weg naar de hogere vergoeding staat gewoon in de wet, en die hogere vergoeding – de billijke vergoeding – is ook al vaak toegekend. Wat inderdaad wel nieuws is, is dat dit de eerste uitspraak van de Hoge Raad (of één van de eerste uitspraken) is waarin de billijke vergoeding aan de orde komt. En ja, het is ook wel een bijzondere uitspraak, niet vanwege die billijke vergoeding zelf, maar wel vanwege de gronden. Het is een beetje een academische discussie, maar het gaat om de vraag of persoonlijke omstandigheden van een werknemer mee kunnen wegen in het bepalen van de billijke vergoeding. Bij het kennelijk onredelijk ontslag (een wetsbepaling die met de WWZ is verdwenen) kon dat wel; de WWZ bepaalt echter dat de gevolgen van het ontslag (uitputtend) worden gecompenseerd met de transitievergoeding, en de tekst van de wet lijkt te impliceren dat de billijke vergoeding alleen maar wordt gerelateerd aan de mate van verwijtbaarheid bij de werkgever, en niet aan de “schade” van de werknemer. De Hoge Raad spreekt nu uit dat dat laatste wél het geval is. We zullen dus weer gaan zien dat in ontslagprocedures werknemers gaan schetsen waarom het ontslag voor hen in het bijzonder schadelijk is, en die persoonlijke omstandigheden zullen dus weer een rol in de procedure gaan spelen. Overigens: feit blijft dat alléén persoonlijke omstandigheden niet voldoende zullen zijn; basis voor de billijke vergoeding blijft dat de werkgever ernstig verwijtbaar moet hebben gehandeld. En “de wettelijke vergoeding van € 4.000,-“ was in dit geval voor deze specifieke werknemer inderdaad de uitkomst van de transitievergoeding, maar dat is natuurlijk niet het bedrag voor elke werknemer, zoals in het item werd gesuggereerd.
Wel nieuws dus, en ook wel iets om rekening mee te houden: bij een ontslag kunnen alle omstandigheden van het geval worden meegewogen. Ik had zelf overigens niet de indruk dat werkgevers dat sinds de invoering van de WWZ minder doen dan ze daarvóór deden.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.