Praktijkgebieden: Energietransitie, Ruimtelijke ordening
Handelen in overeenstemming met bepaalde publiekrechtelijke regelgeving kan ondanks deze ‘toestemming’ een onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 BW opleveren. Met andere woorden, het bezit van een bepaalde vergunning heeft niet direct tot gevolg dat een ander geen (onrechtmatige) hinder kan worden toegebracht. De vraag of een ander hinder wordt toegebracht speelt ook in het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 14 juni 2017, waarin Delta Park ‘Neeltje Jans’ een verbod vraagt voor de bouw van twee windturbines door Windpark OSK B.V.
Neeltje Jans is exploitant van het themapark ‘Delta Park Neeltje Jans’ en gelegen op een werkeiland in de Oosterschelde. Het werkeiland is eigendom van de Staat en wordt exclusief door Neeltje Jans gebruikt. Windpark OSK wil op het werkeiland een windpark met negen windturbines oprichten en exploiteren.
Windpark OSK beschikt over alle daartoe benodigde bestuursrechtelijke vergunningen (waarvan de eerste in 2011 is afgegeven), waaronder in het bijzonder een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen van de turbines en voor de milieurechtelijke aspecten van de oprichting en instandhouding van het windpark. De door Neeltje Jans ingestelde beroepen tegen de besluiten zijn ongegrond verklaard, waardoor de besluiten formele rechtskracht hebben gekregen.
Het onderhavige geschil tussen Neeltje Jans en Windpark OSK draait om de vraag of er sprake is van onrechtmatige hinder en gevaarzetting, waardoor schade wordt gelegen, door de realisatie en exploitatie van het windpark (in het bijzonder windturbine 8 en 9). Neeltje Jans legt hieraan ten grondslag dat er sprake zou zijn van onder andere geluidhinder en slagschaduw.
Nu Windpark OSK over alle daartoe benodigde bestuursrechtelijke vergunningen beschikt, moeten de besluiten zowel voor wat betreft de wijze van totstandkoming als voor wat betreft de inhoud daarvan door de civiele rechter voor rechtmatig worden gehouden. De rechtmatigheid van deze besluiten kan niet meer ter discussie worden gesteld, waardoor Windpark OSK er in beginsel ook van uit mag gaan dat zij rechtmatig handelt indien zij gebruik maakt van de vergunningen. De rechtbank overweegt dat het voorgaande Windpark OSK niet zonder meer vrijwaart tegen civielrechtelijke aansprakelijkheid jegens derden, wanneer gebruikmaking van die vergunning bij die derde, Neeltje Jans, tot schade leidt.
Het gebruik maken van de mogelijkheden die Windpark OSK op grond van de besluiten heeft, is in beginsel geen onrechtmatige hinder, tenzij 1) de concretisering van het bouwplan ten opzichte van de ruimere mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt tot een andere conclusie leidt; of 2) er sprake is van een (dreigende) overtreding van voorschriften van de vergunning/voor het windpark geldende algemene regels. De bewijslast hiervan rust op Neeltje Jans.
Neeltje Jans stelt dat de aard en het niveau van het geluid dat de windturbines produceren tot ernstige hinder leidt bij bezoekers en medewerkers van het park. De gevoelige objecten-geluidsnorm voor windturbines zou ruimschoots worden overschreden. Dat deze norm niet geldt voor het themapark zou hier niet aan af doen, omdat het achtergrondgeluidsniveau het geluid van de windturbines onvoldoende maskeert. De rechtbank overweegt dat er voldoende geluidsonderzoek is gedaan en dat de cumulatieve geluidsbelasting niet onaanvaardbaar is vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening. De gevoelige objecten-geluidsnorm is niet van toepassing: Neeltje Jans heeft onvoldoende onderbouwd dat de hinderbeleving vergelijkbaar zou zijn met de hinderbeleving van mensen in hun woning of kinderen in een school. Bovendien heeft Windpark OSK vrijwillig diverse mitigerende maatregelen heeft genomen. Van onrechtmatige hinder vanwege geluid is dan ook geen sprake.
Vervolgens betoogt Neeltje Jans dat de mate van slagschaduw tot onrechtmatige hinder leidt, omdat bezoekers en medewerkers zich daar niet aan kunnen onttrekken. Een onderbouwing van de specifieke hinder ontbreekt. De rechtbank overweegt dat een windturbine over een automatische stilstandvoorziening moet beschikken, indien slagschaduw optreedt in de buurt van gevoelige objecten en de grenswaarde uit het Activiteitenbesluit wordt overschreden. Het themapark is echter geen gevoelig object in de zin van het Activiteitenbesluit. Daarnaast zal Windpark OSK de turbines voorzien van een slagschaduwsensor en stilstandvoorziening zodra er slagschaduw optreedt bij het kassa-/entreegebouw van Neeltje Jans. Kortom, Windpark OSK neemt maatregelen ter voorkoming van deze vorm van hinder. De conclusie dat de slagschaduw zodanige hinder zal veroorzaken dat deze de grenzen van het maatschappelijk aanvaardbare overschrijdt is dan ook onjuist.
De rechtbank komt tot de slotsom dat uit het voorgaande (en de bespreking van de overige gronden) niet kan worden afgeleid dat er sprake is van (dreigend) onrechtmatig handelen vanwege hinder of gevaarzetting door de oprichting van het windpark. De vorderingen van Neeltje Jans worden afgewezen en het windpark kan doorgang vinden. Zes jaar na het besluit tot verlenen van de eerste vergunning is er (vooralsnog) zekerheid voor Windpark OSK.
Dominique de Haas is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied energietransitie.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.