Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht, Ruimtelijke ordening
Op 29 maart 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak gedaan over de vraag of een wijzigingsbevoegdheid correct en terecht is opgenomen in een bestemmingsplan.
In het onderhavige geval gaat het om een bestemmingsplan voor een deel van de gemeente Kampen aan en nabij de Beltweg. Voor een gedeelte van het plangebied geldt een wijzigingsbevoegdheid. Op basis van de wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen (zonder besluit van de gemeenteraad) de bestemming van de gronden, waarvoor deze wijzigingsbevoegdheid geldt, wijzigingen en toestaan "dat hier het pand van de voormalige palingrokerij (huidig adres Slagersplein 22) wordt gevestigd met de functie museum" (artikel 16, lid 16.3.1, van de regels). – wijzigingsgebied".
De gemeenteraad van de gemeente Kampen heeft deze wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het bestemmingsplan om verplaatsing van een palingrokerij mogelijk te maken zodat op de huidige locatie van de palingrokerij woningen kunnen worden ontwikkeld.
Belanghebbenden hebben beroep ingesteld tegen het bestemmingplan. Zij voeren aan dat de wijzigingsbevoegdheid niet mocht worden vastgesteld, omdat niet vaststaat dat de rokerij van de huidige plek naar het plangebied zal worden verplaatst. Zij stellen dat verplaatsing niet mogelijk is vanwege de bouwkundige kwaliteit en de gietijzeren fundatie van het gebouw. Ook ontbreekt volgens hen een deugdelijke financiële onderbouwing van de verplaatsing.
De Afdeling is het hier niet mee eens. De Afdeling oordeelt dat anders dan de belanghebbenden veronderstellen, niet hoeft vast te staan dat van de wijzigingsbevoegdheid gebruik zal worden gemaakt binnen de planperiode van tien jaar. Aannemelijk moet zijn dat in die periode van de wijzigingsbevoegdheid gebruik kan worden gemaakt. Hiervan is volgens de Afdeling sprake. De gemeenteraad heeft namelijk met een rapport onderbouwd dat verplaatsing technisch mogelijk is. Daarnaast is niet aannemelijk gemaakt door de belanghebbenden dat de kosten voor de verplaatsing zodanig groot zullen zijn dat ten tijde van de vaststelling van het plan voor de raad duidelijk had moeten zijn dat om deze reden de wijzigingsbevoegdheid niet kan worden gebruikt.
Kortom, de wijzigingsbevoegdheid is correct opgenomen in het bestemmingsplan.
Bob van de Boom is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.