Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Dacht u als opdrachtgever voorlopig weer even buutvrij te zijn doordat de Wet DBA in de ijskast is gezet, komt de volgende wet om de hoek kijken. De opdrachtnemer wordt verder beschermd, met als doel schijnzelfstandigheid tegen te gaan.
De eerste Kamer heeft eind maart 2017 ingestemd met het wetsvoorstel waarmee het minimumloon ook van toepassing wordt verklaard op bepaalde overeenkomsten van opdracht. Een overeenkomst van opdracht die wordt aangegaan met iemand die niet handelt in de uitoefening van zijn of haar beroep of bedrijf geeft die opdrachtnemer voortaan ook recht op een vergoeding van minimaal het minimumloon en minimum vakantiebijslag.
Wie zijn dan die opdrachtnemers die niet handelen in de uitoefening van beroep of bedrijf? De wetgever heeft getracht aan te sluiten bij het fiscale begrip ondernemerschap. Als iemand door de Belastingdienst wordt aangemerkt als ondernemer, dan is de Wet minimumloon niet van toepassing op de overeenkomst van opdracht. Het is echter aan de opdrachtgever om dat te bewijzen in geval van een inspectie door het ministerie. Nu de Wet DBA voorlopig geen uitsluitsel geeft en de VAR is afgeschaft, kan het in veel denkbare gevallen knap lastig worden voor de opdrachtgever om te bewijzen dat de opdrachtnemer in fiscale zin als ondernemer moet worden aangemerkt.
Vooralsnog kan de wetgever nog maar één specifieke groep opdrachtnemers definiëren die onder deze wet valt, te weten de postbezorgers. In een reeks uitspraken over de positie van postbezorgers werd vorig jaar echter geoordeeld dat sommige postbezorgers wel als zelfstandig ondernemer konden worden aangemerkt. Toch is het de kennelijke bedoeling van de wetgever om deze wet voor alle postbezorgers te laten gelden.
Voor de wijziging van de Wet minimumloon gold deze ook al voor opdrachtnemers die zich niet mochten laten vervangen. Volgens de wetgever omzeilden veel opdrachtgevers de wet alsnog door de opdrachtnemer niet te verplichten de arbeid persoonlijk te verrichten, terwijl dat in de praktijk wel het geval was.
Ik denk niet dat deze wet veel duidelijkheid gaat brengen. De kern van het “schijnzelfstandigen probleem” ligt wellicht bij de huidige definitie van de arbeidsovereenkomst, die niet meer lijkt aan te sluiten bij de arbeidsverhoudingen die thans in het maatschappelijk verkeer als arbeidsovereenkomst worden gezien. Wellicht dat het nieuwe kabinet hier verandering in brengt.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.