Praktijkgebieden: Energietransitie
Eerder schreven wij een blog over de verplichting een energielabel te verstrekken bij verkoop of bij verhuur van een gebouw of van een bedrijfsruimte. Een andere verplichting in het kader van het Energieakkoord is het verplicht stellen van energielabel C voor kantoren.
Vanaf 2023 moeten kantoorgebouwen groter dan 100 m2 minimaal een energielabel C of hoger hebben. Als deze eis niet wordt gehaald dan zou dat kunnen leiden tot een verbod op het gebruik van het pand als kantoorpand. Positief is dat banken bereid lijken te zijn om geld uit te lenen voor het behalen van deze doelstelling.
In deze blog is beschreven in hoeverre de verhuurder van een verhuurde kantoorruimte aan deze verplichting kan voldoen. Kunnen maatregelen die ervoor moeten zorgen dat het C-label wordt behaald worden afgedwongen indien er sprake is van een huurder die weigert mee te werken aan een duurzamer kantoorpand?
Wat is er nodig om energielabel C te behalen?
Per pand is specifieke kennis en informatie noodzakelijk om minimaal energielabel C te behalen. Volgens de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland kunnen kantoren met een label D, E of F soms zonder bouwkundige ingrepen een label C behalen. Aanpassingen aan installaties zoals bijvoorbeeld verlichting kunnen al een belangrijke stap in de goede richting betekenen. Kantoren die op dit moment energielabel G hebben, behoeven meer maatregelen in de vorm van bijvoorbeeld glas- of dakisolatie.
Is er een wettelijke grondslag om een huurder te verplichten mee te werken aan maatregel om energielabel C te behalen?
Op grond van artikel 7:220 lid 1 moet de huurder gelegenheid geven aan de verhuurder om dringende werkzaamheden aan het gehuurde uit te voeren. Kortgezegd zijn dit werkzaamheden die niet zonder nadeel kunnen worden uitgesteld. Een andere mogelijkheid biedt de wet in de vorm van renovatie met voortgang van de huurovereenkomst in lid 2 van hetzelfde artikel. In het kader van deze renovatie dient de verhuurder de huurder een redelijk voorstel te doen. Sluiting van het kantoorpand, vanwege het niet voldoen aan de eis van het hebben van minimaal energielabel C, leidt naar alle waarschijnlijkheid tot het oordeel dat er een renovatie dan wel dringende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd.
Mogelijkheid op grond van huurcontract?
Bij de verhuur van kantoren wordt veel gebuikt gemaakt van de modellen voor huurovereenkomsten die zijn opgesteld door de Raad voor Onroerende Zaken (zogeheten ROZ-modellen).
In het meest recente ROZ-model (30 januari 2015) is een bepaling (art. 10) omtrent duurzaamheid opgenomen. In dit artikel is verwerkt dat verhuurder en huurder het belang van duurzaamheid onderkennen en zij elkaar ondersteunen in het behalen van gezamenlijk geformuleerde c.q. te formuleren doelstelling en op regelmatige basis de voortgang zullen bespreken. Het artikel is erg ruim geformuleerd waardoor veel wordt overgelaten aan (nadere) afspraken tussen huurder en verhuurder. Zonder deze afspraken wordt het lastig om op basis van dit artikel af te dwingen dat werkzaamheden aan het pand worden uitgevoerd ten behoeve van het behalen van het benodigde energielabel.
Artikel 13 van de bijbehorende algemene bepalingen biedt meer aanknopingspunten om tot het noodzakelijke energielabel te komen. Op grond van dit artikel is het de verhuurder toegestaan om aan het gehuurde werkzaamheden te verrichten in verband met (milieu-) eisen of maatregelen van de overheid.
Wat betreft het ROZ-model uit 2003 het volgende. In de huurovereenkomst van dit model is geen speciaal artikel over duurzaamheid opgenomen. Wel is in artikel 14 van de algemene bepalingen bij de ROZ-huurovereenkomst 2003 een vergelijkbaar artikel als artikel 13 van de algemene bepalingen bij de ROZ-huurovereenkomst 2015 opgenomen. Hetgeen hierboven over artikel 13 is opgenomen geldt dus ook voor het ROZ-model uit 2003.
Conclusie
De verhuurder van een kantoorruimte heeft op basis van de algemene bepalingen bij de ROZ-huurovereenkomsten uit 2015 en 2003 het recht om aan het gehuurde werkzaamheden te verrichten in verband met het behalen van de vereiste energielabels. Naar alle waarschijnlijkheid kan een verhuurder bij het uitvoeren van die werkzaamheden ook een beroep doen op artikel 7:220 BW.
Bob van de Boom heeft bovenstaand blog samen met Douwe Cnossen geschreven. Douwe is masterstudent Privaatrecht aan de UvA en op dit moment aan Wieringa verbonden als student-stagiaire.
Bob van de Boom is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied energietransitie.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.