Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Het College voor de Rechten van de Mens (CRM) heeft tot taak toe te zien op de naleving van antidiscriminatiewetgeving. Indien het vermoeden bestaat dat een particuliere of overheidswerkgever verboden onderscheid maakt, kan de kwestie aan het CRM worden voorgelegd. Het is niet verplicht om het CRM te raadplegen. Men kan ook het CRM overslaan en zich direct tot een civiele rechter wenden. Dat is niet altijd handig, omdat het CRM veel (meer) ervaring heeft met het onderwerp en specifieke (vergaande) onderzoeksbevoegdheden heeft om informatie te verkrijgen. Een oordeel van het CRM is niet bindend. Het gebeurt dan ook regelmatig dat een oordeel van het CRM wordt gebruikt als hulpmiddel in een daarna te voeren civiele procedure waarin alsnog een ver- of gebod wordt gevorderd en/of een vergoeding op basis van onrechtmatige daad.
Onlangs heeft het CRM zich weer eens uitgelaten over leeftijdsdiscriminatie door twee overheidswerkgevers.
De Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBL) is een uitvoering van de richtlijn 2000/78/EG.
Krachtens artikel art 3 lid 1 sub a is leeftijdsonderscheid verboden bij de aanbieding van een betrekking en de behandeling bij de vervulling van een openstaande betrekking. Indien al onderscheid wordt gemaakt bij een vacature, dan dient op zijn minst de reden daarvoor uitdrukkelijk te worden vermeld. Niet elke reden is goed. Onderscheid op grond van leeftijd is alleen toegestaan als sprake is van een objectieve rechtvaardigingsgrond. Daarvoor moet sprake zijn van een legitiem doel, een passend middel en slotte moet het middel noodzakelijk zijn om het doel te bereiken. Daar zal onder andere geen sprake van zijn als het doel ook met een ander middel, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt, kan worden bereikt.
Het CRM tikte onlangs de Belastingdienst en de gemeente Rotterdam op de vingers, omdat zij verboden leeftijdsonderscheid maakten in vacatures, zonder objectieve rechtvaardigingsgrond.
De Belastingdienst zocht naar young professionals met maximaal 2 jaar werkervaring. De Belastingdienst had daar ook geen goede reden (objectieve rechtvaardiging) voor. Het CRM oordeelde daarmee dat verboden onderscheid op grond van leeftijd werd gemaakt bij de aanbieding van een functie. De afwijzing van een 52-jarige sollicitant was daarentegen niet discriminatoir, omdat de Belastingdienst de man alleen vanwege inhoudelijke, op de functie betrekking hebbende redenen afwees.
De gemeente Rotterdam zocht naar trainees onder de 30. Dat mag alleen als hier een goede reden (objectieve rechtvaardiging) voor is. De gemeente gaf aan dat zij met de leeftijdsgrens van 30 jaar een evenwichtige leeftijdsopbouw van het personeelsbestand wilde bereiken en er van uitging dat jongeren flexibel zijn en veel van social media weten.
Het CRM oordeelde dat een goede verdeling van jong en oud binnen een organisatie in het algemeen geen legitiem doel is voor het maken van onderscheid naar leeftijd. Belangrijk is dat een werkgever kan onderbouwen dat daaraan een werkelijke behoefte is. Dat kon de gemeente niet. Ook oordeelde het CRM dat de gemeente zich baseerde op stereotyperingen en daarom discrimineerde. Ook kandidaten van boven de 30 jaar kunnen immers flexibel zijn en kennis van social media hebben.
Let dus op bij het formuleren van uw vacature en de inhoud van een afwijzingsbrief. Verboden onderscheid naar leeftijd, geslacht of anderszins is snel gemaakt en een uitspraak van het CRM wordt met naam en toenaam van de werkgever gepubliceerd.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.