Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Op 27 februari 2017 deed de voorzieningenrechter in Den Haag een opmerkelijke uitspraak met betrekking tot de termijnoverschrijding van de gronden van het beroep en het programma Kwaliteit en Innovatie (KEI). Met het programma KEI is wetgeving ontwikkeld die de modernisering van de rechtspraak moet faciliteren, waardoor de overstap naar digitaal procederen op korte termijn zal plaatsvinden. Op dit moment (sinds 19 oktober 2015 voor asiel- en bewaringszaken) zit KEI nog in een experimentele fase. Vanaf medio 2017 wordt digitaal procederen verplicht gesteld voor asiel- en bezwaringszaken. Voor de overige bestuursrechtelijke zaken wordt het digitaal procederen waarschijnlijk in 2018 verplicht gesteld. In de onderhavige zaak is (vrijwillig) gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in de experimentele fase digitaal te procederen.
In deze zaak heeft de verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen en verweerder te verbieden hem uit te zetten tot vier weken nadat de rechtbank op het beroep heeft beslist. Verzoeker heeft de gronden van dit verzoek een dag na afloop van de daarvoor gestelde termijn ingediend. De voorzieningenrechter maakt geen gebruik van de bevoegdheid ex artikel 6:6 Awb om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, vanwege het niet tijdig indienen van de gronden van beroep, op de grond dat KEI momenteel nog in een experimentele fase zit, waaraan de advocatuur op vrijwillige basis meedoet.
De voorzieningenrechter overweegt dat ‘in deze, nog onverplichte, testfase van het elektronisch procederen […] de rechtbank aanleiding [vindt] in verband met de gewenning aan de nieuwe procedure en de daarmee samenhangende toegenomen kans op fouten, de overschrijding van de gestelde termijn voor de indiening van de beroepsgronden met één dag verschoonbaar te achten’. Bovendien is verweerder niet belemmerd in zijn mogelijkheden om op de beroepsgronden te reageren en is de duur van de procedure door de gang van zaken niet is beïnvloed.
Het is sterk de vraag of de rechter in de toekomst op dezelfde wijze met een dergelijke termijnoverschrijding om zal gaan. In deze uitspraak lijkt van cruciaal belang dat KEI nog in een experimentele fase zit (zie in dit verband tevens Rb. Den Haag 8 februari 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:1160). De invoer van de verplichting tot digitaal procederen zal moeten worden afgewacht.
Meer weten over digitaal procederen?In samenwerking met Berghauser Pont Acadamy organiseert Wieringa Advocaten op donderdag 15 juni a.s. de cursus “KEI 2018 – Digitaal procederen in het bestuursrecht”. In deze cursus wordt u geïnformeerd over de belangrijkste wijzigingen die de digitalisering van de bestuursrechtspraak met zich meebrengt, zodat u voorbereid bent op de overgang naar digitaal procederen. Hiertoe zullen de belangrijkste wetswijzigingen worden behandeld en zal worden besproken hoe de veranderingen kunnen doorwerken in uw bestuursrechtelijke (proces)praktijk. Aanmelden of meer informatie? Zie: Berghauser Pont Acadamy.
Dominique de Haas is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.