Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Op 24 februari 2017 deed de Hoge Raad een uitspraak over de verkrijging van eigendom van inbezitgenomen grond. De casus was als volgt.
A was sinds 1973 eigenaar van een perceel. Daarachter lag een bos dat in eigendom was van de Gemeente Heusden. A heeft op enig moment (vermoedelijk rond 1980) zonder toestemming van de gemeente een deel van het bosperceel ter grootte van ruim 400 m2 (‘de strook’) achter het eigen perceel omheind met een afrastering en er twee boshutten, en er een deel van een jeu-de-boulesbaan en een houtopslagplaats op aangelegd. De rest van het bos was vanaf dat moment alleen nog toegankelijk via een afsluitbaar poortje.
In 2003 heeft de gemeente A aangeschreven en gesommeerd om de strook weer aan de gemeente ter beschikking te stellen. A weigerde dat en stapte naar de rechter om een verklaring te krijgen dat hij eigenaar van de strook was geworden en de gemeente te laten meewerken aan vastlegging daarvan in het kadaster.
De juridische achtergrond van de vordering van A is de volgende. A had de strook van de gemeente in bezit genomen. Daarvoor is nodig dat de machtsuitoefening (door A) zodanig is dat naar verkeersopvatting het bezit van de oorspronkelijke bezitter (de gemeente) ‘wordt tenietgedaan’. Van het moment van inbezitneming begon een verjaringstermijn van 20 jaar waarin de gemeente een rechtsvordering had kunnen instellen die strekte tot beëindiging van het bezit van A. Voor het aanvangen van die verjaringstermijn was niet nodig dat de gemeente wist van de bezitsdaden van A. Voldoende was dat een en ander naar buiten toe kenbaar was.
De gemeente heeft deze rechtsvordering niet binnen 20 jaar na de inbezitneming ingesteld en daarmee is die rechtsvordering verjaard. Het gevolg daarvan is dat A eigenaar is geworden. De rechtbank vond dat niet, maar het gerechtshof in hoger beroep en ook de Hoge Raad vonden dat wel.
De Hoge Raad oordeelde in dat kader onder andere: ‘Hoezeer het ook voor eigenaren van met name moeilijk begaanbare of moeilijk toegankelijke percelen bezwarend kan zijn deze periodiek op bezitsinbreuken te controleren, in de gelding van meerbedoelde wettelijke vereisten voor bezit kan die omstandigheid geen verandering brengen. Eerst indien moeilijke begaanbaarheid of moeilijke toegankelijkheid aan de kenbaarheid van de bezitsdaden in de weg staat, is van bezit van een inbreukmaker geen sprake.’
De Hoge Raad geeft nog een overweging ten overvloede, die aan het rechtvaardigheidsgevoel van de lezer tegemoet komt:
“Dat de vordering van [A] in dit geding is toegewezen en die van de Gemeente is afgewezen, is mede het gevolg van de keuze van de wetgever een beroep op eigendomsverkrijging (…) niet te ontzeggen aan de partij zelf die te kwader trouw de zaak in bezit heeft genomen. (…) Die keuze van de wetgever laat evenwel onverlet dat de zojuist bedoelde partij [A] bloot kan staan aan een vordering uit onrechtmatige daad van de (voormalige) rechthebbende [gemeente] die zijn eigendom aan die partij heeft verloren door de werking van art. 3:105 BW. Een persoon die een zaak in bezit neemt en houdt, wetende dat een ander daarvan eigenaar is, handelt tegenover die eigenaar immers onrechtmatig. (…) In een dergelijk geval ligt het voor de hand dat de rechter (…) de bezitter [A] veroordeelt bij wijze van schadevergoeding de wederrechtelijk in bezit genomen zaak aan de benadeelde in eigendom over te dragen. (…)”
Oftewel: de Hoge Raad geeft de gemeente in overweging de strook van A terug te vorderen wegens onrechtmatige daad. Ook daar geldt echter een verjaringstermijn voor, die is aangevangen vanaf het moment dat A eigenaar werd van de strook. Het is te hopen dat de gemeente deze termijn wel haalt.
Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.