Praktijkgebieden: Bestuursrecht, Ruimtelijke ordening
In 2014 heeft Amsterdam verplicht zijn bestuurlijke structuur van deelgemeenten moeten afschaffen. Een wijziging van de Gemeentewet maakte dat het niet langer mogelijk was om een gemeente op te splitsen in deelgemeenten zoals tot dan toe gebruikelijk was geweest. De deelraden en dagelijks bestuurders van de stadsdelen werden vervangen door gekozen bestuurscommissies. Deze commissies bestonden opnieuw uit een dagelijks bestuur dat nu het beleid van de centrale stad, met oog voor lokaal maatwerk, moest uitvoeren en een algemeen bestuur dat het beleid van het dagelijks bestuur controleerde. Dit nieuwe systeem heeft nu bijna drie jaar de tijd gehad om zichtzelf te bewijzen. Als het aan het huidige college van burgermeester en wethouders ligt, zal het daar echter ook bij blijven.
Het rapport van de commissie Brenninkmeijer
Afgelopen jaren zijn vele kritische rapporten geschreven over het functioneren van het Amsterdamse stadsbestuur. Meest recent, en aanleiding voor de geplande wijzigingen, is het rapport van de commissie Brenninkmeijer. De commissie concludeert dat ‘het bestuurlijk stelsel wellicht niet perfect in haar ontwerp is, maar dat juist dat niet de belangrijkste belemmering voor goed functioneren is.’ Er zijn volgens de onderzoekers genoeg mogelijkheden om burgers, bedrijven en instellingen te betrekken bij de besluitvorming, maar dit komt onvoldoende van de grond.
Als belangrijkste reden voor het moeizaam functioneren van het bestuurlijk stelsel wordt – net als in vele eerdere rapporten – gewezen op de omgang van de verschillende commissieleden, wethouders, raadsleden en ambtelijk verantwoordelijken met elkaar. Politisering van onderwerpen, onvoldoende samenwerking en veel (bewuste) onduidelijkheden, zoals bijvoorbeeld de vraag ‘wie gaat waarover?’, zorgen ervoor dat het bestuur van Amsterdam (nog steeds) te typeren is als de befaamde tandloze tijger. Tijdens het onderzoek gaf de gemeentesecretaris bij de commissie ook aan dat Amsterdam enorm goed is in het bedenken en ontwikkelen van plannen, maar het niet de sterkste speler in de wereld is als het aankomt op implementeren. Dit ‘typisch Amsterdams’ bestuurlijk fenomeen lijkt ook hier parten te spelen. Hoewel het huidige systeem pas in 2014 is ingevoerd, staat het anno 2017 alweer volledig ter discussie.
De opdracht aan de commissie Brenninkmeijer was om bouwstenen aan te leveren voor het verbeteren van het bestuurlijk systeem. De door de commissie geformuleerde bouwstenen zien allemaal op de samenwerking tussen de verschillende organen van de gemeente, en de professionele servicegerichte houding van de gemeente naar de burger toe. Naast deze bouwstenen raadt de commissie ook aan om de bestuurscommissies in 2018 niet via directe verkiezingen samen te stellen. Omdat de leden van de bestuurscommissies zelfstandig gekozen worden, maar ook waren ingesteld door het college, is er sprake van een dubbelmandaat. Het college van burgermeester en wethouders is van mening dat de bestuurscommissies slechts een verlengde van haar eigen bestuur zijn en de bestuurscommissies vinden dat zij zelfstandig gekozen zijn en juist (ook) verantwoording verschuldigd zijn aan hun kiezers. Nu het ook nog eens niet zo hoeft te zijn dat een bestuurscommissie dezelfde politieke kleuren heeft als het centraal bestuur, is het dubbelmandaat een bron van veel politiek gesteggel. Er wordt vooral veel vergaderd over wie wat mag beslissen en hoe groot de beleidsruimte van de bestuurscommissies is. Door dit dubbelmandaat uit het bestuurlijk systeem te halen kan volgens de commissie Brenninkmeijer discussie voorkomen worden. Maar, zo geeft de commissie duidelijk aan, ‘het is onverstandig te denken dat met het oplossen van deze structuurfout het onvoldoende functioneren van het bestuurlijk stelsel is opgelost. Daarvoor is een cultuurwijziging noodzakelijk, die gericht is op een voortdurende verbetering van de samenwerking van de spelers in het bestuurlijke stelsel.’
Samengevat is er dus sprake van één structureel hiaat in een verder prima adequaat systeem en is er vooral heel veel mis met de samenwerking en werkcultuur tussen de verschillende bestuurlijke organen.
Het nieuwe bestuurlijke stelsel
In reactie op het rapport is er door het college van burgemeesters en wethouders vorige week besloten om de structuur van het bestuurlijk systeem opnieuw op de schop te nemen.
In de notitie ‘Hoofdlijnen bestuurlijk stelsel vanaf 2018’ wordt een nieuw systeem voorgesteld waarbij er voor gekozen is het decentrale systeem de facto af te schaffen en in te zetten op een centraal bestuurlijk systeem. De dagelijks bestuurders zullen niet langer verkozen worden maar benoemd worden door het college. Daarnaast krijgen deze dagelijks bestuurders geen eigen bevoegdheden meer gedelegeerd, maar zullen zij op grond van mandaat namens het college gaan besluiten. De positie van algemeen bestuurders wordt, door het verdwijnen van de eigen bevoegdheden van de dagelijks bestuurders, overbodig en komt dan ook te vervallen. Het is aan het college om voor het werk van de dagelijks bestuurders verantwoording af te leggen aan de volksvertegenwoordiging: de gemeenteraad.
Door het college wordt erkend dat het maatwerkbeleid voor de verschillende gebieden binnen Amsterdam, waar de laatste jaren zoveel op ingezet is, door het centraal bestuur moeilijker te realiseren zal zijn door de grotere bestuurlijke afstand. Om toch ‘oren en ogen’ in de wijk te houden en de burger te betrekken bij het beleid dat in de Stopera gemaakt wordt, zijn er adviescommissies opgesteld. Per gebied (Amsterdam kent 22 gebieden) kunnen straks vier wijkvertegenwoordigers verkozen worden, die samengevoegd in zeven gebiedscommissies het dagelijks bestuur en het college zullen adviseren over wat er leeft in de wijk. Deze adviescommissies kunnen zowel gevraagd als ongevraagd advies uitbrengen, maar de opgestelde adviezen zijn niet bindend voor het bestuur. Grote vraag is dan ook wat er met deze adviezen gebeurt en hoe de participerende burger – een pluspunt bij het huidige systeem – zijn weg nog zal kunnen vinden naar het stadsbestuur.
Conclusie
Helaas is het met het voorgestelde systeem zeer denkbaar dat de huidige problemen in de bestuurscultuur juist zullen blijven bestaan en dat de positieve kanten van het huidige systeem (het directe contact met de burgers, ondernemers en instellingen) juist zullen verworden tot grote probleempunten. Het bestuur komt verder af te staan van de Amsterdammer en aan de zo verstoorde samenwerking en gepolitiseerde werkcultuur – volgens de commissie Brenninkmeijer en vele andere rapporteurs het echte probleem – wordt in het plan nauwelijks aandacht besteed. Beloofd wordt dat vanuit de ambtelijke top de komende periode zal worden ingezet om medewerkers nadrukkelijker te coachen op een goede samenwerking en in te zetten op verdere ontwikkeling naar één organisatie. In de praktijk moet blijken of dit voldoende zal zijn om het bestuurlijk stelsel door te ontwikkelen tot een goed functionerend geheel.
Marjet van Bezooijen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.