Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Per 1 juli 2017 worden wijzigingen in de Arbeidsomstandighedenwet doorgevoerd. De Eerste Kamer heeft de wet aangenomen en deze is gepubliceerd op 8 februari 2017.
Deze wet is tot stand gekomen naar aanleiding van een advies van de SER, waarover wij al eerder schreven. De SER stelde in 2015 onder andere vast dat 25% van de beroepsbevolking op dat moment geen vrije toegang had tot een bedrijfsarts. De bedrijfsregels werden vooral binnen kleine bedrijven niet goed nageleefd en de rol van de arbodienst dreigde zich te beperken tot re-integratie, te weten de zorg nadát iemand al was uitgevallen.
De aangenomen wijzigingen in de Arbeidsomstandighedenwet leiden onder andere tot een verder gaande invloed van de ondernemingsraad (medezeggenschapsorgaan van een werkgever) op de preventiemedewerker. Elk bedrijf dient ten minste één preventiemedewerker in dienst hebben. De preventiemedewerker kan een vaste medewerker zijn die deze functie ernaast doet. De preventiemedewerker is verantwoordelijk voor het opstellen en uitvoeren van de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E), het adviseren en nauw samenwerken met de ondernemingsraad over de te nemen maatregelen voor een goed arbeidsomstandighedenbeleid en het uitvoeren van die maatregelen. Vanaf 1 juli behoeft de concrete persoon van de preventiemedewerker en diens positionering in de organisatie ook instemming van de ondernemingsraad. Dit versterkt de positie van de preventiemedewerker en vergroot tevens de medezeggenschap. Indien de werkgever voor de voorgenomen preventiemedewerker geen instemming van de ondernemingsraad verkregen heeft, kan hij uiteindelijk de kantonrechter toestemming vragen om het besluit te nemen. Deze zal dan moeten beoordelen of de door de werkgever voorgedragen persoon in redelijkheid de functie van preventiemedewerker kan uitoefenen. Het is daarbij bijvoorbeeld van belang dat de betrokkene geen andere taken vervult die op gespannen voet kunnen staan met de taken van preventiemedewerker of dat – in een groter bedrijf – de preventiemedewerker kennis heeft van veiligheid en gezondheid.
Daarnaast wordt met de vernieuwde wet de toegang tot de bedrijfsarts vergemakkelijkt en moet de werkgever verplicht een overeenkomst sluiten met de arbodienst waarin de ondersteuning uitgebreid wordt vastgelegd en tevens wordt afgesproken dat de bedrijfsarts geconstateerde beroepsziekten zal melden bij het Centrum voor beroepsziekten.
De nieuwe bepalingen voorzien er tevens in dat de werknemers de bedrijfsarts kunnen consulteren voor gezondheidgerelateerde vragen in verband met hun werk. Het liefst dus vóór dat de werknemer ziek is of zich ziek heeft gemeld. De SER heeft hier unaniem voor gepleit. Het doel ervan is om de preventie in de bedrijven te versterken. De bedrijfsarts krijgt meer zicht op voorkomende gezondheidscasuïstiek en kan daarmee zijn signalerende functie beter invullen. Ook moet de bedrijfsarts in de gelegenheid worden gesteld iedere arbeidsplaats in het bedrijf te bezoeken.
Er wordt bovendien toegevoegd dat er “doeltreffende toegang” tot de bedrijfsarts moet zijn. Die term brengt tot uiting dat de toegang reëel dient te zijn. De werknemer heeft niet alleen toegang op papier, via internet of telefonisch, maar wordt ook daadwerkelijk in de gelegenheid gesteld om de bedrijfsarts in persoon te raadplegen.
Ten slotte krijgt elke werknemer recht op een second opinion bij een andere bedrijfsarts. De werknemer moet de second opinion gemotiveerd aanvragen bij de bestaande behandelend bedrijfsarts. Deze kan de werkgever vervolgens adviseren om wel of geen second opinion toe te staan. Uitsluitend op basis van zwaarwegende gronden kan een second opinion worden geweigerd.
De bedrijfsarts moet daarbij een adequate klachtenprocedure hebben, waarmee zowel werkgever als werknemer bezwaar kunnen maken tegen de handelwijze van de bedrijfsarts. Deze procedure kan ook van belang zijn in de situatie dat de werknemer een andere bedrijfsarts wenst in te schakelen wegens het ontbreken van een vertrouwensband.
Al deze veranderingen moeten leiden tot een betere toegang tot de bedrijfsarts die op zijn beurt een meer preventieve rol kan gaan spelen. De doorvoering van deze wijzigingen zal in eerste instantie voornamelijk leiden tot veel administratieve en processuele rompslomp bij elke werkgever en zijn arbodienst en medezeggenschapsorgaan. Wij zijn u daarbij graag van dienst.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.