Praktijkgebieden: Conflictoplossing
Wie een vordering wil innen moet bijna altijd buitengerechtelijke kosten maken. Doorgaans worden deze buitengerechtelijke kosten omschreven als kosten die voorafgaand aan het proces zijn gemaakt om de schuldenaar zijn schuld te laten betalen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de advocaatkosten voor het in gebreke stellen van een wederpartij. Dergelijke kosten worden aangemerkt als schade en komen voor vergoeding in aanmerking op grond van artikel 6:96 BW. Kosten ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak vallen niet onder buitengerechtelijke kosten. Deze kosten worden meegenomen in de proceskosten (art 241 Rv).
Voor het bepalen van de hoogte van buitengerechtelijke (incasso) kosten wordt doorgaans aangesloten bij het ‘Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten’ (hierna: het ‘Besluit’) voortvloeiende uit de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten. Ingevolge het Besluit worden buitengerechtelijke incassokosten berekend volgens een bepaalde staffel (zie ook de blog van mijn kantoorgenoot Joost van der Grinten). Het Besluit en de daaruit volgende staffel geldt echter alleen voor verbintenissen tot betaling van een geldsom.
Doordat buitengerechtelijke kosten vaak ook wel incassokosten worden genoemd en het Besluit enkel geldt voor vorderingen tot betaling van een geldsom, kan men in de veronderstelling raken dat bij een vordering van onbepaalde waarde (bijvoorbeeld een vordering tot wedertewerkstelling of tot een gebods- of verbodsactie) het niet mogelijk is om buitengerechtelijke kosten te vorderen. Dit is echter onjuist.
In november 2013 is het rapport BGK-integraal 2013 (BGK-integraal) opgesteld door een werkroep vanuit de rechtelijke macht. Hoewel de aanbevelingen in de BGK-integraal niet bindend zijn kunnen rechters voor het berekenen van de buitengerechtelijke kosten de richtlijnen hanteren zoals aangegeven in het rapport BGK-integraal.
In het rapport BGK-integraal wordt expliciet onderscheid gemaakt tussen buitengerechtelijke kosten die betrekking hebben op een incasso van een geldvordering (BIK) en andere verbintenissen dan geldvorderingen. Het rapport spreekt in die gevallen over ‘Kosten voor buitengerechtelijke rechtsbijstand’, afgekort ‘BGK’.
Wat betreft de kosten van vorderingen van onbepaalde waarde wordt in het BGK-Integraal als volgt overwogen:
‘Bij overige vorderingen van onbepaalde waarde is er geen hoofdsom waarbij aansluiting gezocht kan worden. De werkgroep adviseert om, in navolging van het liquidatietarief en Rapport Voorwerk II, voor vorderingen van onbepaalde waarde aansluiting te zoeken bij de hoogte van tariefgroep II van het liquidatietarief, en wel van de gemiddelde waarde daarvan (€ 15.000). De werkgroep adviseert om in navolging van Rapport Voorwerk II in advocaatzaken (art 79 lid 2 RV) hetgeen een vergoeding van €925,- oplevert. In kantonzaken (art. 79 lid 1 RV) wordt de helft van dit bedrag vergoed. Indien er echter duidelijke aanwijzingen zijn dat de vordering een andere waarde vertegenwoordigt wordt er voor de berekening van die andere waarde uitgegaan.’
Bij vorderingen van onbepaalde waarde zal zodoende doorgaans € 925,- kunnen worden gevorderd aan buitengerechtelijke kosten. In de praktijk blijkt dat de rechter vaak aansluiting zoekt bij het rapport BGK-integraal voor de berekening van buitengerechtelijke kosten bij vorderingen van onbepaalde waarde, ook al is er een hoger bedrag aan buitengerechtelijke kosten gevorderd. Zie bijvoorbeeld een uitspraak van rechtbank Oost-Brabant en een uitspraak van de rechtbank Den Haag.
Concluderende, bij vorderingen van onbepaalde waarde kunnen buitengerechtelijke kosten worden gevorderd. De rechter zal bij toewijzing van deze buitengerechtelijke kosten doorgaans aansluiting zoeken bij het rapport BGK-integraal 2013 waardoor een bedrag van € 925,- aan buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen. Het rapport BGK-integraal 2013 is niet bindend, waardoor het in principe mogelijk is om een hoger bedrag aan buitengerechtelijke kosten te vorderen. Hiervoor is het mijns inziens wel noodzakelijk om te onderbouwen waarom de buitengerechtelijke kosten hoger uitvallen dan € 925,-.
Roos de Grave is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied conflictoplossing / Procesrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.