Praktijkgebieden: Huurrecht
Zoals toegelicht in de blog van mijn kantoorgenoot Anna Zijlstra is op 1 juli 2016 de Wet doorstroming huurmarkt 2015 in werking getreden. Met deze wet is de huurwetgeving voor woonruimte ingrijpend gewijzigd en wordt beoogd de flexibiliteit op de huurmarkt te bevorderen en de prijs-/kwaliteitsverhouding te verbeteren.
Onderdeel van de wetswijziging betreft de mogelijkheid tijdelijke huurovereenkomsten met een gemaximeerde duur aan te gaan die door het verstrijken van de tijd eindigen zonder dat er door de verhuurder hoeft te worden opgezegd. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 7:271 lid 1 BW.
Om de huurder te beschermen is in de vierde volzin van artikel 7:271 lid 1 BW opgenomen dat de huurder, de voor bepaalde tijd aangegane huur, voor het verstrijken van de bepaalde tijd kan opzeggen tegen een voor betaling van de huurprijs overeengekomen dag. Zo hoeft een huurder, indien die eerder de huurwoning wilt verlaten dan de overeenkomen periode, niet eerst deze periode af te wachten.
Evenwel is het gewijzigde artikel 7:271 BW niet opgenomen in artikel 7:282 BW, waarin is bepaald van welke artikelen niet ten nadele van de huurder in een huurovereenkomst mag worden afgeweken. Hierdoor zou gesteld kunnen worden dat in een huurovereenkomst van de vierde volzin kan worden afgeweken waardoor huurders niet tegen een voor betaling van de huurprijs overeengekomen dag kunnen opzeggen.
De Stichting NuRecht heeft hierover een brief verzonden aan de Tweede Kamer. Naar aanleiding van deze brief heeft de Minister Blok per brief gereageerd aan de Voorzitter van de Tweede Kamer. In de brief is opgenomen:
Gezien de parlementaire geschiedenis is de veronderstelling gewettigd dat dit niet de bedoeling is van de wetgever. Het lijkt ook ongewenst. Ik zal dan ook bevorderen dat een voorstel tot aanpassing van dit artikel bij gelegenheid bij uw Kamer zal worden ingediend, door een volzin aan het artikellid toe te voegen waarmee wordt bepaald dat elk beding dat in strijd is met die vierde volzin nietig is.
Kortom, het is niet de bedoeling geweest om de mogelijkheid te creëren dat partijen bij overeenkomst van de vierde volzin van artikel 7:271 lid 1 BW kunnen afwijken. Dit zal naar verwachting worden aangepast met een wetswijziging.
Bob van de Boom is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied huurrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.