Praktijkgebieden: Financiering en zekerheden
Een werknemer ontdekt bij het afval EUR 15.100,- verstopt in een printer. Hij doet aangifte van zijn vondst bij de gemeente. Verkrijgt hij één jaar na de aangifte de eigendom? Zijn werkgever, een afvalverwerkingsbedrijf, meent van niet.
In hoger beroep is de vraag aan de orde of de werkgever als vinder in de zin van artikel 5:6 lid 1 BW dient te worden aangemerkt, nu de werknemer tijdens werkzaamheden in opdracht van de werkgever de vondst deed en één jaar na de aangifte eigenaar wordt. Anders dan de rechtbank oordeelt het hof dat in elk geval niet de werknemer één jaar na de aangifte eigenaar wordt. Het hof acht voor de beoordeling wie als vinder moet worden geantwoord van belang de aard van het bedrijf waarin en waarvoor de werkzaamheden werden verricht alsmede de aard van de werkzaamheden zelf en de omgeving waarin die werden verricht. Op basis daarvan oordeelt het hof dat de werkgever de vinder is. Vervolgens komt het hof tot een opmerkelijke beslissing. Het hof beslist dat de werkgever als vinder niet één jaar na de aangifte eigenaar wordt. Volgens het hof is de werkgever niet de vinder in de zin van artikel 5:5 lid 1 BW die een verloren zaak ontdekt en tot zich neemt, omdat de werknemer zichzelf als vinder beschouwde ten tijde van de aangifte. Eén jaar na de aangifte zijn zowel de werknemer als de werkgever geen eigenaar.
De vraag rijst of de wetgever voor dit verschil in inhoud van het begrip vinder tussen artikelen 5:5 lid 1 BW en 5:6 lid 1 BW heeft gekozen. Volgens de wetsgeschiedenis van artikel 5:5 BW is aan de rechter overgelaten de inhoud van het begrip vinder te bepalen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat daarbij ook aan de rechter is overgelaten om een verschil aan te brengen tussen de inhoud van het begrip vinder in artikel 5:5 lid 1 BW en dat in artikel 5:6 lid 1 BW. Het gevolg van de beslissing van het hof is dat de werkgever (nogmaals) aangifte dient te doen van de vondst bij de gemeente ter verkrijging op grond van artikel 5:6 lid 1 BW van de eigendom één jaar na de aangifte óf de vondst moet bezitten tot het tijdstip van verjaring van de rechtsvordering van de oorspronkelijke eigenaar (3:105 BW).
Adiba Bouichi is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied financiering en Zekerheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.