icon

De slijterij in de buurtsuper

In supermarkten is naast het gebruikelijke assortiment producten als groente, brood en wasmiddel vaak ook sterke drank te verkrijgen. Klanten kunnen zo met één stop alles op het gebied van eten en drinken in huis halen wat zij nodig denken te hebben. Deze slijterijen – er wordt immers drank verkocht voor consumptie elders dan ter plaatse – zijn gevestigd in afgeschermde ruimten in of direct aansluitend aan de supermarkt. Recentelijk heeft de SlijtersUnie – de belangenvereniging voor zelfstandige slijterijen – in verschillende gemeenten handhavingsverzoeken ingediend voor vermeende overtreding van de Drank- en Horecawet door de supermarkt-slijterijen. Op grond van artikel 24, lid 1, Drank- en Horecawet dient er in de slijtlokaliteit een leidinggevende aanwezig te zijn en volgens de SlijtersUnie overtreden de supermarkten deze bepaling.

In een supermarkt is vaak één leidinggevende aanwezig die zowel leiding geeft aan de slijterij als aan de supermarkt. Nu de leidinggevende zijn tijd moet verdelen tussen de verschillende supermarktafdelingen en de slijterij is deze lang niet altijd in de supermarkt-slijterij aanwezig. De SlijtersUnie is van mening dat dit tot een overtreding van artikel 24, lid 1, Drank- en Horecawet leidt. Volgens de SlijtersUnie, moet er altijd een leidinggevende in de verkoopruimte van de slijterij aanwezig zijn om aan de verplichting te voldoen. Verschillende burgemeesters waren echter van oordeel dat de leidinggevende zijn tijd tussen de supermarkt en de slijterij kon verdelen zonder dat er sprake was van een overtreding. Aanwezigheid in de winkel achtten zij voldoende. De burgemeesters weigerden dan ook om handhavend op te treden. Op 28 december 2016 heeft de Afdeling rechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het geschil van de SlijtersUnie met de burgemeesters van de gemeenten Schijndel, Sint-Oedenrode en Someren.

Volgens artikel 24, lid 1 Drank en Horecawet moet er een leidinggevende aanwezig zijn in de ‘slijtlokaliteit’. In elk van de drie zaken is in geschil wat de omvang van de slijtlokaliteit is in de zin van die bepaling. Bestaat de slijtlokaliteit uit de gehele supermarkt of enkel uit de slijterij? Volgens de begripsbepalingen van artikel 1 Drank- en Horecawet is een slijtlokaliteit ‘een van een afsluitbare toegang voorziene lokaliteit, onderdeel uitmakend van of samenvallend met een inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend (..).’ Een inrichting wordt gevormd door de ‘lokaliteiten waarin het slijtersbedrijf (..) wordt uitgeoefend (..) welke lokaliteiten al dan niet onderdeel uitmaken van een andere besloten ruimte’.

Volgens de burgemeesters (en supermarkten) bestaat de inrichting uit de supermarkt en de slijterij tezamen. Volgens de definitie zou de inrichting bestaan uit de slijterij en eventuele andere besloten ruimten; in casu de rest van de supermarkt. De drankvoorraad staat immers in het magazijn samen met supermarktvoorraad en het kantoor wordt zowel gebruikt voor de administratie van de slijterij als voor die van de supermarkt. Daarnaast duidt volgens de burgemeesters de verplichte aanwezigheid van een verbindingsruimte tussen de slijterij en een verkoopruimte voor andere goederen dan drank erop dat de ruimte waarin de kleinhandel wordt uitgevoerd ook onderdeel is van de inrichting. Het geheel is daarmee één inrichting en de leidinggevende van de supermarkt is daarmee altijd aanwezig in de inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend.

Volgens de SlijtersUnie vormt alleen de slijterij zelf de inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend. Alleen voor deze ruimte is namelijk de benodigde drankvergunning verstrekt, niet voor de gehele supermarkt. In de wetsgeschiedenis is daarnaast opgenomen dat bij een inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend altijd sprake zal zijn van een slijtlokaliteit, waarin de winkelfunctie wordt uitgeoefend met daarnaast bijvoorbeeld een slijtlokaliteit bestaande uit de voorraadruimte. Dit duidt er volgens de SlijtersUnie op dat de ruimten waarin het slijtersbedrijf niet wordt uitgeoefend, niet tot de inrichting behoren.

De Afdeling oordeelt dat voor de vraag wat de omvang is van de inrichting waarin de slijterij gevestigd is, bepalend is in welke ruimten het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend. Hier is in ieder geval sprake van in de ruimte waar de (sterke) drank verkocht wordt – de slijtlokaliteit waar de winkelfunctie wordt uitgeoefend. Overige ruimten dienen naar hun situering duidelijk verband te houden met de slijtlokaliteit als kern van de inrichting. Dit is niet het geval met de (rest van de) supermarkt. De supermarkt maakt daarom geen onderdeel uit van de inrichting waar de slijterij in is gevestigd. Een tweede aanwijzing ziet de Afdeling nog in een gecombineerde lezing van artikel 1, eerste lid Drank- en Horecawet en artikel 1 Besluit aanvulling omschrijving slijtersbedrijf, waaruit volgt dat in een inrichting slechts in zeer beperkte mate verkoop van andere producten dan drank mag plaatsvinden. Het overgrote deel van de producten die doorgaans in een supermarkt worden verkocht, zou derhalve niet mogen worden verkocht indien de supermarkt deel zou uitmaken van de inrichting.

De SlijtersUnie krijgt in deze zaken dus gelijk. Nu er in de supermarkt-slijterij zelf geen leidinggevende aanwezig was, is er sprake van een overtreding en hadden de burgemeesters handhavend moeten optreden.


Marjet van Bezooijen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
De slijterij in de buurtsuper

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief