Praktijkgebieden: Bestuursrecht, Ruimtelijke ordening
Recent heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) een uitspraak gedaan met betrekking tot de vraag of een concurrent als een belanghebbende kon worden aangemerkt.
In het bestuursrecht kunnen alleen belanghebbenden opkomen tegen besluiten van bestuursorganen. Ingevolge art. 1:2 Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder een belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Het is vaste rechtspraak van de ABRvS dat dat degene wiens concurrentiebelang rechtsreeks is betrokken bij een besluit belanghebbende is. Een concurrentiebelang is rechtstreeks bij een besluit betrokken indien een onderneming in hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied werkzaam is als de onderneming aan wie het besluit is gericht.
De ABRvS overwoog eerder dat slechts het voornemen om mogelijk in de toekomst binnen hetzelfde marktsegment en hetzelfde verzorgingsgebied een project uit te oefenen onvoldoende is om aan te nemen dat er sprake is van een voldoende objectief bepaalbaar en actueel belang dat rechtstreeks bij het besluit is betrokken.
Onderhavige uitspraak van de ABRvS ging om de vestiging van een zogeheten wereldrestaurant. De omgevingsvergunning voor dit wereldrestaurant was verleend in strijd met het bestemmingsplan op grond van artikel 4 van bijlage II Besluit omgevingsrecht (Bor), wat ook wel een ‘kruimelgevallenafwijking’ wordt genoemd. Een eigenaar van een ander pand op ongeveer 500m afstand, SynVest, maakte bezwaar tegen de verleende omgevingsvergunning. SynVest was voornemens om een zelfde soort restaurant te realiseren en had daarvoor al een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. Het college van burgermeesters en wethouders (het college) is van mening dat SynVest geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 Awb, omdat de door haar ingediende aanvraag voor een omgevingsvergunning nog niet volledig was ingediend.
De ABRvS is van oordeel nu SynVest zich als vastgoedeigenaar richt op hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment als de initiatiefnemer van het vergunde (en inmiddels verwezenlijkte) wereldrestaurant het concurrentiebelang van SynVest rechtstreeks is betrokken. Het betoog van het college dat de door SynVest ingediende aanvraag om de omgevingsvergunning nog niet volledig is doet hieraan niet af. De ABRvS overweegt dat ook potentiële concurrenten belanghebbende kunnen zijn indien diegene concrete plannen heeft en is begonnen met de uitvoering daarvan.
Uit deze overweging van de ABRvS valt af te leiden dat ook al is een aanvraag voor een omgevingsvergunning niet volledig ingediend, er sprake is van een voldoende concreet plan waarbij is begonnen met de uitvoering daarvan waardoor er sprake is van een rechtsreeks betrokken concurrentiebelang.
Ook het besluit van het college werd vernietigd door de ABRvS. Het college was namelijk onbevoegd om de omgevingsvergunning op grond van de kruimelafwijking als bedoeld in art. 4 lid 9 bijlage II Bor (oud) te verlenen voor het wereldrestaurant. Dit mocht voor de wijzing van het Bor op 1 november 2014 namelijk alleen in het geval de oppervlakte van een bouwwerk niet meer dan 1.500 m² bedroeg. Het vergunde wereldrestaurant had een oppervlakte van 1.981 m². Het betoog van het college in dit kader dat de entree, garderobe, vluchtroutes en toiletvoorzieningen geen onderdeel uit maakten van het restaurant dat als zodanig werd gebruikt in strijd met het bestemmingsplan ging niet op. Het besluit is dan ook vernietigd door de ABRvS.
Dat het besluit werd vernietigd mocht SynVest echter niet baten wegens een procesefficiënte houding van de ABRvS, die overwoog om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te houden. De ABRvS kwam tot dit oordeel doordat indien er onder het huidige Bor een identieke aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het wereldrestaurant zou worden gedaan, het college wel bevoegd zou zijn om de omgevingsvergunning te verlenen (onder het huidige Bor geldt de oppervlakte eis van 1.500 m² namelijk niet meer). Daarbij waren de inhoudelijk aangevoerde bezwaren tegen het besluit door de ABRvS ongegrond verklaard. Hierdoor kwam de ABRvS tot de eindconclusie om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te houden.
Roos de Grave is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.