Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid kent het arbeidsrecht een nieuwe manier waarop een arbeidsovereenkomst kan worden beëindigd: opzegging met instemming. De werkgever en werknemer kunnen volstaan met drie briefjes: de werkgever stuurt een brief dat hij de arbeidsovereenkomst wil opzeggen en de werknemer schrijft terug dat hij daarmee instemt. De werkgever bevestigt de instemming en wijst de werknemer op zijn recht zijn instemming binnen 14 dagen te herroepen.
Hiermee komt een rechtsgeldig einde aan de arbeidsovereenkomst (tenzij de werknemer herroept), is de werknemer niet verwijtbaar werkloos, heeft hij recht op een transitievergoeding en kan de werkgever de eindafrekening opmaken. Het UWV of de kantonrechter zijn hierbij niet nodig.Ideaal toch?
Toch wordt van deze mogelijkheid weinig gebruik gemaakt. Er bestond namelijk al een vergelijkbare methode, die veel praktischer is: de beëindigingsovereenkomst. Werkgever en werknemer maken met wederzijds goedvinden een einde aan de arbeidsovereenkomst, het wordt zo geformuleerd dat de werknemer niet verwijtbaar werkloos is, het einde is rechtsgeldig en de werknemer heeft nu ook dezelfde bedenktermijn van 2 weken om de overeenstemming te herroepen. Het voordeel van de beëindigingsovereenkomst is dat partijen meteen alles kunnen regelen. Met name finale kwijting tussen partijen is een belangrijke dan wel nuttige afspraak die bij opzegging met instemming niet wordt gemaakt.
Ten slotte is de transitievergoeding niet wettelijke verschuldigd in geval van een beëindigingsovereenkomst. Meestal zal een bedrag van gelijke waarde wel worden overeengekomen, omdat de werknemer anders niet tekent. Dit is vaak anders als de werkgever dreigt de werknemer op staande voet te ontslaan. Dat laatste deed zich voor in een procedure bij de kantonrechter te Maastricht.
Een winkelmedewerker had een bekende veelpleger binnengelaten, waarna goederen waren vermist. De werkgever wilde aangifte doen en de werknemer op staande voet ontslaan. Uiteindelijk kwamen partijen tot overeenstemming en sloten een beëindigingsovereenkomst zonder vergoeding voor werknemer met finale kwijting. De werknemer maakte geen gebruik van zijn recht de overeenkomst te herroepen. Hij vorderde daarentegen uitbetaling van de transitievergoeding. Hij meende daar recht op te hebben omdat hij had ingestemd met de door zijn werkgever voorgenomen opzegging.
Daar trapte de kantonrechter niet in. Uit de benaming, vormgeving en inhoud van de overeenkomst volgde overduidelijk dat partijen een beëindigingsovereenkomst hadden gesloten, zoals die tegenwoordig ook is gedefinieerd in de wet. De overweging uit die overeenkomst dat “werkgever een beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen wenst na te streven”, maakt dit niet anders, reeds omdat aannemelijk is dat het doel van opnemen van die passage gelegen is geweest in het kader van het veilig stellen van de uitkeringsrechten van de werknemer. Hier was geen sprake van opzegging met instemming.
Voorts stelde de werknemer dat de werkgever hem had moeten wijzen op het verliezen van zijn recht op een transitievergoeding door het sluiten van de beëindigingsovereenkomst. De kantonrechter wees op de vele (mededelings)plichten voor werkgever die de wetgever expliciet in de wet heeft opgenomen. Mededeling over de transitievergoeding hoort daar niet bij. Bovendien had de werknemer de bedenktermijn van 14 dagen om zelf navraag te doen over de gevolgen van de overeenkomst en deze desgewenst te ontbinden.
De vorderingen van de werknemer werden afgewezen en de werkgever was waarschijnlijk erg tevreden met het finale kwijting beding.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.