Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
In een faillissementssituatie zegt de curator over het algemeen huurovereenkomsten direct op, op grond van art. 39 van de Faillissementswet (Fw). Dit artikel bepaalt dat de huurpenningen als boedelschulden kwalificeren, voor zover deze na datum faillietverklaring verschuldigd raken. In de praktijk heeft dat tot gevolg dat de verhuurder een boedelvordering heeft ter hoogte van de opzegtermijn die maximaal drie maanden bedraagt. Daardoor heeft de verhuurder een redelijke kans een uitkering uit het faillissement te krijgen.
Tot enige tijd geleden was onduidelijk of art. 39 Fw alleen zag op de huur van onroerende zaken, of wellicht ook op roerende zaken. Dat is van belang voor de verhuurder in kwestie, want in het ene geval heeft hij een boedelvordering en in het andere geval hooguit een concurrente vordering (waarop in de praktijk slechts sporadisch wordt uitgekeerd). De praktijk en literatuur waren over dit vraagstuk verdeeld.
De Hoge Raad heeft inmiddels in een prejudiciële beslissing bepaald dat ook de huur van roerende zaken onder het bereik van art. 39 Fw valt. Aan dat oordeel legt hij onder meer ten grondslag dat het woord ‘huur' zoals gebruikt in art. 39 Fw niet op een uitsluiting van roerende zaken duidt. Bovendien is de gedachte achter art. 39 Fw dat de curator in staat wordt gesteld huurovereenkomsten op korte termijn te beëindigen. De wetgever heeft de verhuurder gecompenseerd door de huurpenningen na datum faillissement als boedelschuld te kwalificeren. Die gedachte is even goed toepasbaar op onroerende als roerende zaken.
Hebt u roerende of onroerende goederen verhuurd aan een inmiddels gefailleerd bedrijf? Wij adviseren u graag.
Alexander op het Hoog is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.