Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Onlangs is een uitspraak van een kantonrechter gepubliceerd over de (on)mogelijkheden om bij de bepaling van de transitievergoeding rekening te houden met de financiële situatie van een werkgever.Er speelde het volgende. In 2012 had een kennelijk slechtlopende kapsalon wegens bedrijfseconomische redenen voor drie werknemers een ontslagvergunning bij het UWV gevraagd. Twee van de drie werknemers zijn toen, zonder vergoeding (de transitievergoeding bestond toen nog niet), uit dienst getreden. De ontslagaanvraag van de derde was ingetrokken in verband met haar zwangerschap. Halverwege 2013 is deze werkneemster – kennelijk aansluitend – ziek geworden.Toen zij twee jaar arbeidsongeschikt was heeft de werkgever in 2015 de arbeidsovereenkomst alsnog opgezegd – na toestemming van het UWV te hebben gekregen voor ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.
De ontslagaanvraag was in juni 2015, net vóór de inwerkingtreding van de Wet Werk en Zekerheid gedaan. Nu de arbeidsovereenkomst echter ná de inwerkingtreding van de Wet Werk en Zekerheid is opgezegd, heeft de werkneemster recht op een transitievergoeding, die zij in rechte vordert.
De werkgever stelt de vergoeding, ca € 6000,- niet te kunnen betalen, en doet, stellend dat het ontslag per saldo nog altijd is ingegeven door bedrijfseconomische omstandigheden, een beroep op de tijdelijke Overbruggingsregeling Transitievergoeding, een regeling die "korting geeft" op de transitievergoeding aan kleine werkgevers die in zwaar weer verkeren. Met toepassing van deze regeling zou de transitievergoeding in het onderhavige geval € 1.500,- bedragen. Op de regeling kan echter slechts een beroep worden gedaan indien de arbeidsovereenkomst is geëindigd wegens bedrijfseconomische omstandigheden, die het gevolg zijn van een slechte financiële situatie van de werkgever. Het beroep van de werkgever op de overbruggingsregeling gaat dus niet op, omdat deze arbeidsovereenkomst formeel is geëindigd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. De werkgever heeft op het moment dat de aanvraag tot een ontslagverguning werd gedaan niet voorzien dat het voor dit ontslag, nu dit na 1 juli 2015 zou worden gegeven, van belang zou zijn om de aanvraag te baseren op de bedrijfseconomische situatie, omdat alleen dan gebruik zou kunnen worden gemaakt van een kortingsregeling.
De rechter overweegt dat hij begrijpt dat het betalen van een transitievergoeding onder bepaalde omstandigheden voor kleine werkgevers tot grote, soms onaanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering kan leiden, maar dat er behalve de genoemde Overbruggingsregeling voor de rechter geen mogelijkheid bestaat om bij de transitievergoeding rekening te houden met de slechte financiële situatie van een werkgever.
Het verzoek van de werkgever, om de transitievergoeding dan in termijnen te mogen betalen, wordt ook afgewezen, omdat volgens de rechter de werkgever onvoldoende informatie heeft getoond om de beslissing op te baseren dat betaling van de transitievergoeding tot onaanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering zal leiden. De werkgever zal de werknemer dus alsnog in één keer de volledige transitievergoeding moeten betalen, tenzij de werknemer zou willen meewerken aan een betalingsregeling.
Veel werkgevers proberen het betalen van een transitievergoeding bij langdurig arbeidsongeschikte werknemers te voorkomen door de arbeidsovereenkomst van deze werknemers “slapend” te houden (lees hierover meer in mijn eerdere blog). Over deze gang van zaken is echter veel ophef geweest. Naar aanleiding daarvan heeft Minister Asscher een voorstel naar de Tweede Kamer gestuurd om werkgevers vanuit het Algemeen Werkloosheidsfonds te compenseren voor de transitievergoeding die zij moeten betalen bij een ontslag van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer. Werkgevers zouden op deze manier worden gestimuleerd om toch een einde te maken aan het dienstverband van deze werknemers.Hoe het voorstel er precies uit zal komen te zien (en of de compensatie met terugwerkende kracht zal gaan gelden) is nog onduidelijk; het wetsvoorstel zal naar verwachting begin 2017 bij de Tweede Kamer worden ingediend.
Jolien Kraaijvanger is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.