Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Een werkgever en een werknemer kunnen schriftelijk een proeftijd overeenkomen wanneer zij een arbeidsovereenkomst sluiten voor langer dan zes maanden. Gedurende die proeftijd kunnen beide partijen de arbeidsovereenkomst opzeggen zonder voorafgaande toestemming van het UWV, zonder een redelijke ontslaggrond en zonder het in acht nemen van de opzegtermijn.
De vraag die in een procedure voor de kantonrechter in Leiden aan de orde was, is of een werkgever de arbeidsovereenkomst met een beroep op het proeftijdbeding reeds kan opzeggen vóórdat de werknemer is begonnen met het verrichten van de afgesproken werkzaamheden, en daarmee vóórdat de proeftijd is gestart. Het ging om het volgende.
In juli 2014 hebben een taxibedrijf en een werknemer een arbeidsovereenkomst ondertekend. Afgesproken is dat de werknemer per 1 september als taxichauffeur bij dit bedrijf zou gaan beginnen. Op 26 augustus 2014 heeft een opdrachtgever van het taxibedrijf bericht dat het aantal routes dat het taxibedrijf rijdt zou worden teruggebracht van negen naar vier. Dit betekende voor het taxibedrijf een aanzienlijk verlies in omzet, waardoor het bedrijf genoodzaakt was om onmiddellijk personeel te laten afvloeien. Het taxibedrijf heeft daarom op 29 augustus 2014 aan de werknemer laten weten dat zij wegens afnemende activiteiten, en met een beroep op het proeftijdbeding, de arbeidsovereenkomst beëindigt. Ook werd de arbeidsrelatie met vier andere werknemers beëindigd.
Een beroep op een proeftijdbeding zou misbruik van bevoegdheid kunnen opleveren. De kantonrechter is echter van oordeel dat daar in het onderhavige geval geen sprake van is. Evenmin is sprake van strijdig handelen met beginselen van goed werkgeverschap. Het taxibedrijf kan volgens de kantonrechter immers geen verwijt worden gemaakt. Het bedrijf is om redenen van bedrijfseconomische omstandigheden genoodzaakt geweest om de werknemer zijn ontslag aan te zeggen. Bovendien wist zij bij het afsluiten van de arbeidsovereenkomst niet dat haar vaste opdrachtgever het aantal routes zou terugbrengen.
Op een proeftijdbeding kan dus al een beroep worden gedaan vóórdat het dienstverband is aangevangen wanneer sprake is van bedrijfseconomische omstandigheden. Het hangt van de omstandigheden van het geval af of dit misbruik van omstandigheden oplevert. Als de werkgever in het onderhavige geval al vóór het afsluiten van de arbeidsovereenkomst (en dus vóór het overeenkomen van het proeftijdbeding) had geweten dat de opdrachten zouden slinken, was de uitspraak waarschijnlijk anders uitgevallen. Dan had de werkgever immers wel een verwijt kunnen worden gemaakt.
De uitspraak van de kantonrechter te Leiden is uitsluitend gepubliceerd in het tijdschrift Jurisprudentie Arbeidsrecht: JAR 2016/152
Jolien Kraaijvanger is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.