Praktijkgebieden: Huurrecht
Eerder schreven wij al dat de verhuurder in beginsel verplicht is gebreken ex artikel 7:204 BW aan het gehuurde te herstellen, op grond van artikel 7:206 BW. Voorts is de verhuurder tot vergoeding van de door een gebrek veroorzaakte schade verplicht, indien het gebrek na het aangaan van de overeenkomst is ontstaan en aan hem is toe te rekenen, alsmede indien het gebrek bij het aangaan van de overeenkomst aanwezig was en de verhuurder het toen kende of had behoren te kennen, of toen aan de huurder heeft te kennen gegeven dat de zaak het gebrek niet had, ex artikel 7:208 BW.
Recent diende de kantonrechter te Rotterdam te beoordelen of de omstandigheid dat een huurder van een woning zich niet op het betreffende adres kan inschrijven bij de gemeente een gebrek is in de zin van artikel 7:204 BW.
De kantonrechter stelt voorop dat een gebrek een staat of eigenschap is van het gehuurde of een andere niet aan de huurder toe te rekenen omstandigheid, waardoor het gehuurde niet het genot kan verschaffen dat de huurder bij het aangaan van de overeenkomst mocht verwachten (artikel 7:204 lid 2 BW). Het begrip ‘gebrek’ heeft een ruime betekenis.
De verhuurder verhuurt de woning als zelfstandige woonruimte. Degene die deze woning huurt, mag verwachten dat hij zich op dit adres in kan schrijven bij de gemeente, aldus de kantonrechter. Een van de voorwaarden voor een recht op huurtoeslag is bijvoorbeeld dat degene die de huurtoeslag aanvraagt, bij de gemeente ingeschreven staat op het adres waarvoor hij huurtoeslag aanvraagt. Het is aan de verhuurder om te zorgen dat de zelfstandige woonruimte die hij verhuurt bij de gemeente ook als adres bekend is. De gemeente kwalificeert de betreffende woning echter niet als een woning met een zelfstandig adres. Dit levert een gebrek als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW op, aldus de kantonrechter.
De kantonrechter overweegt dat de verhuurder tot vergoeding van de door een gebrek veroorzaakte schade verplicht is als het gebrek bij het aangaan van de huurovereenkomst aanwezig was en de verhuurder het toen kende of had behoren te kennen (artikel 7:208 BW). De verhuurder had het gebrek waarvan in deze zaak sprake is inderdaad moeten kennen, aldus de kantonrechter. Een verhuurder moet bij de gemeente nagaan of de woningen die hij verhuurt bij de gemeente wel als adressen bekend zijn en, zo nee, daar iets aan doen. Het kan zo zijn dat de verhuurder, zoals hij tijdens de comparitie van partijen verklaarde, bij aanvang van de overeenkomst tegen de huurder heeft gezegd dat er geen toeslagen mogelijk waren op dit adres, hetgeen huurder overigens betwist, maar een dergelijke opmerking ontslaat de verhuurder niet van de verplichting ervoor te zorgen dat de woningen die hij verhuurt wél als adres bij de gemeente bekend zijn, aldus de kantonrechter.
Doordat de huurder zich bij de gemeente niet kon inschrijven op het adres van de woning die zij van de verhuurder huurde, is de huurder huurtoeslag misgelopen. De verhuurder is gehouden deze huurtoeslag aan de huurder te vergoeden. Dat door de huurder geen bezwaar is gemaakt tegen de afwijzing van de huurtoeslag door de Belastingdienst maakt dit niet anders, aldus de kantonrechter. Dit zou immers naar alle waarschijnlijk geen zin hebben gehad, aldus de kantonrechter. Een van de voorwaarden voor het ontvangen van huurtoeslag is immers bij de gemeente ingeschreven staan op het adres waarvoor huurtoeslag wordt aangevraagd en de huurder kon niet aan die voorwaarde voldoen. De gevorderde misgelopen huurtoeslag wordt door de kantonrechter dan ook toegewezen.
Christopher Seine is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied huurrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.