Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
In veel koopovereenkomsten is een eigendomsvoorbehoud opgenomen. Over het eigendomsvoorbehoud schreven wij al eerder. Kort gezegd komt een eigendomsvoorbehoud er op neer dat de leverancier de goederen al wel aan de koper levert, maar dat de leverancier eigenaar van deze goederen blijft totdat de koper de volledige koopprijs heeft betaald.
Ondanks dat de koper nog geen eigenaar is, kan hij het goed wel bij voorbaat verpanden. Dat houdt in dat de koper alle handelingen om een pandrecht op het goed te vestigen alvast verricht. Het is dan alleen nog wachten op het moment dat de koper eigenaar en dus beschikkingsbevoegd wordt. Betaalt de koper op enig moment de koopprijs aan de leverancier, dan vervalt daarmee het eigendomsvoorbehoud en wordt de koper eigenaar. Op dat moment is aan alle vereisten voor verpanding voldaan en komt op datzelfde moment een rechtsgeldig pandrecht op de eigendom van het goed tot stand.
De vraag is wat er gebeurt wanneer de koper failliet verklaard wordt vóórdat hij de koopprijs volledig heeft voldaan. De koper is op dat moment nog geen eigenaar geworden van het goed. Hij heeft slechts een voorwaardelijk recht. Er speelde lange tijd een discussie over de vraag of de financier op dit voorwaardelijke recht ook al een pandrecht kan hebben verkregen. Het antwoord op die vraag is met name van belang voor de situatie dat de koper voor faillissement al een groot deel van de koopprijs heeft betaald. In dat geval loont het voor bijv. de financier of de curator om de rest van de koopprijs te voldoen zodat de gefailleerde alsnog eigenaar wordt. Het goed kan dan vanuit het faillissement worden verkocht in plaats van dat het moet worden teruggeven aan de leverancier. Als de financier een rechtsgeldig pandrecht heeft verkregen, gaat de opbrengst van de verkoop naar de financier. Als de financier geen rechtsgeldig pandrecht heeft verkregen, dan gaat de opbrengst naar de curator.
Twee visies in de literatuur
In de literatuur zijn er grofweg twee visies. Volgens de eerste visie kan de koper pas een pandrecht ten gunste van de financier vestigen als hij onvoorwaardelijk eigenaar is. Als de koper failliet gaat voordat hij de koopprijs van het goed volledig heeft voldaan, wordt hij geen onvoorwaardelijk eigenaar. Door het faillissement heeft hij immers zijn beschikkingsbevoegdheid verloren. Omdat er geen pandrecht tot stand is gekomen, valt het goed na betaling van de koopprijs in de boedel. Volgens de tweede visie verkrijgt de koper onder eigendomsvoorbehoud meteen een voorwaardelijk eigendomsrecht. De koper is beschikkingsbevoegd om onder de voorwaarde dat het eigendomsvoorbehoud komt te vervallen een pandrecht te vestigen op dit voorwaardelijk eigendom. Indien het restant van de koopprijs na zijn faillissement alsnog wordt betaald, wordt de koper volwaardig eigenaar. Omdat voor zijn faillietverklaring al aan alle formaliteiten voor het vestigen van een pandrecht is voldaan, hoeft de koper na datum faillissement geen rechtshandelingen meer te verrichten. De financier heeft daarom een rechtsgeldig pandrecht op het goed verkregen zodat gaat de verkoopopbrengst van het goed naar de financier gaat.
De zaak Rabobank/Reuser
Vrijdag 3 juni 2016 heeft de Hoge Raad bepaald welke van bovenstaande visies juist is.
De Rabobank was de financier van paprikakwekerij Revadap, die al haar huidige en toekomstige inventaris en voorraden aan de bank had verpand. Revadap had een teeltsysteem gekocht dat werd geleverd onder eigendomsvoorbehoud. Voordat zij de volledige koopsom aan de leverancier had voldaan, ging Revadap ging failliet. Om de verkoop van het bedrijf mogelijk te maken, heeft de bank het restant van de koopsom aan de leverancier betaald. Na de verkoop maakten de bank en de curator beiden aanspraak op betaling van de overwaarde van het teeltsysteem.
De bank stelde zich op het standpunt dat Revadap als koper onder eigendomsvoorbehoud niet een toekomstig goed heeft verkregen, maar dat zij meteen een goed, te weten een eigendomsrecht onder opschortende voorwaarde, heeft gekregen en dat daarop het pandrecht van de bank is gevestigd (tweede visie). De curator stelde kortgezegd dat Revadap door het faillissement haar beschikkingsbevoegdheid heeft verloren en dat zij daardoor geen rechtsgeldig pandrecht ten gunste van de bank kon vestigen (eerste visie). De rechtbank Den Haag gaf de curator gelijk. Over het oordeel van de rechtbank schreven wij al eerder. Ook het Gerechtshof Den Haag gaf de curator gelijk.
De bank ging in cassatie en kreeg alsnog gelijk. De Hoge Raad oordeelde dat het de bedoeling van de wetgever is geweest de overdracht onder eigendomsvoorbehoud aan te merken als een overdracht onder opschortende voorwaarde. De levering van de goederen is voltooid op het moment dat de goederen in de macht van de koper zijn gebracht. De koper krijgt dan meteen een eigendomsrecht onder opschortende voorwaarde. De uitgroei tot een volledig eigendomsrecht is dan alleen nog maar afhankelijk van de vervulling van de opschortende voorwaarde, namelijk de voldoening van het restant van de koopprijs. De koper hoeft hiervoor geen rechtshandelingen meer te verrichten. De Hoge Raad oordeelde verder dat de koper op dit voorwaardelijk eigendomsrecht een pandrecht kan vestigen. Wanneer de koper vóór zijn faillietverklaring de goederen die onder eigendomsvoorbehoud zijn geleverd aan de bank verpand, ontstaat er een onvoorwaardelijk pandrecht op het voorwaardelijke eigendomsrecht. Wordt de opschortende voorwaarde (het betalen van het restant van de koopprijs) vervuld, dan groeit het pandrecht van rechtswege uit tot een pandrecht op de volledige eigendom van de goederen, ook als de betaling van het restant van de koopprijs pas na het intreden van het faillissement wordt betaald.
Gevolgen
Deze uitspraak is van groot belang voor de financierings- en faillissementspraktijk. Financiers hebben dus een onvoorwaardelijk pandrecht verkregen op goederen geleverd onder eigendomsvoorbehoud (voorwaardelijk eigendomsrecht). Als de financier na de faillietverklaring van de koper het restant van de koopsom voldoet, komen de goederen onder het pandrecht te vallen. Hierdoor wordt de positie van financiers versterkt. Dit is met name voor de financierbaarheid van ondernemingen met een hoge voorraadpositie, zoals winkels, van belang. De andere kant van de medaille is dat concurrente crediteuren nog vaker achter het net zullen vissen.
Vivian Dank is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.